Dinsdag 31 juli 2007 - Diogenes

In het oude Griekenland leefde de spraakmakende filosoof Diogenes (404 - 323 v.C.). Zijn enige bezit waren zijn jas en een kom om uit te drinken. De legende vertelt, dat hij woonde in een ton, maar dat is allemaal niet zeker. Hij had iets met honden en hij kreeg zelf ook de bijnaam 'hond'. Want de mensen in Athene en Corinthe vonden zijn gedrag honds. Het Griekse woord 'kune' betekent 'hond' en daarvan is ons woord 'cynisch' afgeleid.
Van Diogenes zijn geen geschriften bewaard gebleven, maar wel uitspraken. Met name in het boek Φιλοσόφων βίων και δογμάτων συναγωγή van de historicus Diogenes Laërtius staan de mooiste verhalen over obscure wijsgeren uit de Oudheid, ook van de cynicus Diogenes.
Eén van zijn uitspraken luidde: 'Je moet wijs zijn om een wijs mens te vinden'. Om die uitspraak kracht bij te zetten, ging Diogenes op klaarlichte dag met een lantaarn over een drukke markt lopen. En als de mensen dan vroegen 'Wat zoek je?', dan antwoordde hij steevast: 'Ik zoek een mens'.
Tijdens een zeereis viel Diogenes in handen van kapers. De heren wilden hem verkopen en vroegen hem aan wie hij verkocht wilde worden. 'Aan iemand die een meester nodig heeft,' was het antwoord. Via omwegen belandde hij in Korinthe en werd huisleraar. Tijdens zijn verblijf in Korinthe kreeg Diogenes de gelegenheid om wijsgereige toespraken te houden op de Isthmische Spelen. Grote mensenmassa's hoorden hem daar zijn theorieën verkondigen. Onder hen was ook keizer Alexander de Grote, die hoogstpersoonlijk naar de filosoof toe kwam. De keizer was kennelijk onder de indruk van de sobere wijsgeer en vroeg hem: 'Wat wil je van me hebben?'. Het beroemde antwoord van Diogenes was: 'Doe een stap opzij, want je staat in mijn zon'. Een andere tekst verklaart die uitspraak een beetje: 'Ik wil niets aan je vragen, behalve dat je een beetje aan de kant gaat, zodat je niet - door mijn zonlicht op te vangen - mij ontneemt wat je me niet kunt geven'.

Zondag 29 juli 2007 - Krishnamurti

'Truth is a pathless land'

De gedachten van Jiddu Krishnamurti (1895 – 1986) en die van De Mello vertonen overeenkomsten. Het hele denken van Krishnamurti kan in één zin samengevat worden: ‘Truth is a pathless land’, de waarheid is een land zonder vooraf bestaande wegen. Gedurende zestig jaar heeft Krishnamurti deze stelling verkondigd en uitgelegd. Het ideaal van menselijk leven bestaat in ‘choiceless awareness’, ook vaak gezegd en uitgelegd. Onderstaand twee teksten uit ‘The book of life’, een bundeling van korte teksten van Krishnamurti die vaak als dagboek gebruikt wordt. De eerste gaat over het verband tussen ‘awareness’ (De Mello) en een relatie, de andere over ‘emptiness’, een centraal begrip uit Zen.

'To understand relationship, there must be a passive awareness, which does not destroy relationship. On the contrary, it makes relationship much more vital, much more significant. Then there is in that relationship a possibility of real affection; there is a warmth, a sense of nearness, which is not mere sentiment or sensation. And if we can so approach or be in that relationship to everything, then our problems will be easily solved - the problems of property, the problems of possession. Because, we are that which we possess. The man who possesses money is the money. The man who identifies himself with property is the property, or the house, or the furniture. Similarly with ideas, or with people; and when there is possessiveness, there is no relationship. But most of us possess because we have nothing else, if we do not possess. We are empty shells if we do not possess, if we do not fill our life with furniture, with music, with knowledge, with this or that. And that shell makes a lot of noise, and that noise we call living; and with that we are satisfied. And when there is a disruption, a breaking away of that, then there is sorrow because then you suddenly discover yourself as you are - an empty shell, without much meaning. So, to be aware of the whole content of relationship is action; and from that action there is a possibility of true relationship, a possibility of discovering its great depth, its great significance, and of knowing what love is.'

Het mooiste zinnetje uit de eerste tekst vind ik: 'Then there is in that relationship a possibility of real affection'. De keuze van het woord 'affectie' lijkt me hier heel gelukkig. Als mensen elkaar nabij zijn, kunnen ze voeling met elkaar hebben. Maar ze kunnen elkaar ook iets aan-doen, de letterlijke betekenis van 'affectie'.

'What happens when you lose someone by death? The immediate reaction is a sense of paralysis, and when you come out of that state of shock, there is what we call sorrow. Now, what does that word sorrow mean? The companionship, the happy words, the walks, the many pleasant things you did and hoped to do together - all this is taken away in a second, and you are left empty, naked, lonely. That is what you are objecting to, that is what the mind rebels against: being suddenly left to itself, utterly lonely, empty, without any support. Now, what matters is to live with that emptiness, just to live with it without any reaction, without rationalizing it, without running away from it to mediums, to the theory of reincarnation, and all that stupid nonsense - to live with it with your whole being. And if you go into it step by step you will find that there is an ending of sorrow - a real ending, not just a verbal ending, not the superficial ending that comes through escape, through identification with a concept, or commitment to an idea. Then you will find there is nothing to protect, because the mind is completely empty and is no longer reacting in the sense of trying to fill that emptiness; and when all sorrow has thus come to an end, you will have started on another journey - a journey that has no ending and no beginning. There is an immensity that is beyond all measure, but you cannot possibly enter into that world without the total ending of sorrow...'.

Uit de tweede tekst moet je vooral letten op: 'And if you go into it step by step you will find that there is an ending of sorrow...'. Daar spreekt iemand die ervaring heeft met het Zen-begrip 'leegte'.

Zaterdag 28 juli 2007 - Anthony de Mello

‘Love springs from awareness. The most painful act is the act of seeing. But it is in that act of seeing that love is born.’
Anthony de Mello, The way to love, p. 131 e.v.

‘To come to the land of love, you must pass through the pains of death, for to love persons means to die for the need for persons, and to be utterly alone.'
Anthony de Mello, Awareness, p. 172 e.v.

De onderstaande tekst is van de hand van de Jezuïet Anthony de Mello (1931 – 1987), priester en ‘spiritueller Lehrer'. De Mello is geboren in Santa Cruz, een suburb van Mumbai in India. Hij reisde door vele landen om te studeren en later om te doceren, vooral in Spanje en in de VS. Hij richtte een spiritueel centrum op in Poona in India, waar ook een centrum gevestigd was van Jiddu Krishnamurti (er schijnen connecties te zijn tussen hem en De Mello, maar ik kan niet achterhalen welke dat zijn. Ik heb gehoord dat De Mello een leerling was van Krishnamurti, maar heb het niet kunnen verifiëren). In 1998 was de populariteit van De Mello's geschriften groot, maar de Congregatie voor de Geloofsleer (het Vaticaan) was not amused met de losse, interreligieuze aanpak van de zeer gevatte Jezuïet. Joseph Ratzinger, thans Paus Benedictus, zwaaide destijds de scepter over de congregatie en waarschuwde tegen De Mello. En die ging natuurlijk onverminderd verder met zijn werk. Toen de lezersschare van De Mello bleef groeien, bond het Vaticaan in.
Twee boektitels hebben veel lezers gevonden: ‘Awareness’ (1990) en ‘The way to love’ (1992, bevat de laatste gedachten van de auteur). Een zin uit dat laatste boek (uit het kapittel ‘Be awake): ‘Love springs from awareness. The most painful act is the act of seeing. But it is in that act of seeing that love is born.’

Hieronder volgt het hoofdstuk ‘The mountain of prayer’ uit ‘The way to love’:
'Has it ever occurred to you that you can only love when you are alone? What does it mean to love? It means to see a person, a thing, a situation, as it really is and not as you imagine it to be, and to give it the response it deserves. You cannot love what you do not even see.

And what prevents you from seeing? Your concepts, your categories, your prejudices and projections, your needs and attachments, the labels you have drawn from your conditioning and from your past experiences. Seeing is the most arduous thing a human being can undertake. For it calls for a disciplined, alert mind, whereas most people would much rather lapse into mental laziness than take the trouble to see each person and thing anew in present-moment freshness.

To drop your conditioning in order to see is arduous enough. But seeing calls for something more painful still. The dropping of the control that society exercises over you; a control whose tentacles have penetrated to the very roots of your being, so that to drop it is to tear yourself apart.

If you wish to understand this, think of a little child that is given a taste for drugs. As the drug penetrates the body of the child, it becomes addicted and its whole being cries out for the drug. To be without the drug is so unbearable a torment that it seems preferable to die.

Now this is exactly what society did to you when you were a child. You were not allowed to enjoy the solid, nutritious food of life, work and play and the company of people and the pleasures of the senses and the mind. You were given a taste for the drug called Approval, Appreciation, Attention, the drug called Success, Prestige, Power. Having got a taste for these things you became addicted and began to dread their loss. You felt the criticism of others. So you became cravenly dependent on people and lost your freedom. Others now have the power to make you happy or miserable. And much as you now hate the suffering this involves, you find yourself completely helpless. There is never a minute when, consciously or unconsciously, you are not attuned to the reaction of others, marching to the drum of their demands. When you are ignored or disapproved of, you experience a loneliness so unbearable that you crawl back to people to be for the comfort known as Support, Encouragement, Reassurance. To live with people in this state involves never-ending tension; but to live without them brings the agony of loneliness. You have lost your capacity to see them clearly as they are and to respond to them accurately because mostly your perception of them is clouded by your need to get your drug.

The consequence of all this is terrifying and inescapable: You have become incapable of loving anyone or anything. If you wish to love you must learn to see again. And if you wish to see you must give up your drug. You must tear away from your being the roots of society that have penetrated to the marrow. You must drop out. Externally everything will go on as before, you will continue to be in the world, but no longer of it. And in your heart you will now be free at last and utterly alone. It is only in this aloneness, this utter solitude, that dependence and desire will die, and the capacity to love is born. For one no longer sees others as means to satisfy one's addiction.

Only someone who has attempted this knows the terror of the process. It is like inviting yourself to die. It is like asking the poor drug addict to give up the only happiness he has known and to replace it with a tasted for bread and fruit and the clean fresh morning air and the sweetness of the water from the mountain stream, while his is truggling to cope with his withdrawal symptoms and with the emptiness that he experiences within himself now that his drug has gone. To his fevered mind nothing can fill the emptiness except his drug. Can you imagine a life in which you refuse to enjoy a single word of approval and appreciation, or to lean on someone's arm, in which you depend on no one emotionally, so no one has the power to make you happy or miserable anymore; you refuse to need any particular person or to be special to anyone or to call anyone your own? Even the birds of the air have their nests and the foxes their holes, but you will have nowhere to rest your head in your journey through life.

If you ever get to this state you will at last know what it means to see with a vision that is clear and unclouded by fear or desire. And you will know what it means to love. But to come to this land of love you have to pass through the pains of death. For to love person is to have died to the need for persons and to be utterly alone.

How would you ever get there? By ceaseless awareness, and the infinite patience and compassion that you would have for the drug addict. It will also help you to undertake activities that you can do with your whole being, activities that you so much love to do, that while you are engaged in them, success or recognition or approval simply do not mean a thing to you. It wil help too if you return to Nature: Send the crowds away and to up into the mountain and silently commune with trees andflowers and animals and birds, with sea and sky and clouds and stars. Then you will know that your heart has brought you into the vast desert of solitude. There is no one there by your side, absolutely no one. At first it will seem unbearable, but that is only because you are unaccustomed to aloneness. But if you manage to stay there for a while the desert will suddenly blossom into Love. Your heart will burst into song. And it will be springtime forever.'

Vrijdag 27 juli 2007 - Ida Gerhardt

Luchtig













Stem van de Herfstregen

Wees niet bevreesd wanneer de vlagen gaan
rondom uw huis - het is uw aards verblijf.
Wees niet bevreesd als ziekte u komt slaan -
uw lichaam was altijd een aards verblijf.
Zonder bekommernis laat u ontgaan
roem, eer en staat; zij zijn een aards bedrijf.

Maar wees bevreesd wanneer de tranen gaan,
de bevende, om wat is aangedaan
door u.

De liefde is uw eeuwige verblijf.

Ida Gerhardt
uit 'Zeven maal om de aarde te gaan',
Athenaeum-Polak & Van Gennep,
Amsterdam 2001

Donderdag 26 juli 2007 - Heidegger (Poiesis)

'Behütet' leven

'De mens wordt bewoond door zwijgen en leegte.
Hoe deze honger te stillen,
hoe deze leegte opheffen en bewonen?'.

Deze regels schreef Octavio Paz in 'De gevangene', in 1948. Uit het zwijgen en de leegte heft de mens zich op, gaat hij spreken. Dit spreken, dit 'zijn' is de echte 'poiesis', de echte poëzie, uitdrukking. Dit thema komt heel vaak terug bij Paz. En niet alleen bij hem. Een excurs naar Vincent van Gogh en Martin Heidegger.
Links zie je het schilderij 'Een paar schoenen' (uit 1885), gemaakt door Vincent van Gogh (1853 - 1890). Over dit schilderij heeft Martin Heidegger (1889 - 1976) de meest poëtische woorden geschreven uit zijn hele oeuvre, woorden overigens waar veel discussie is over geweest. Hij schrijft in 'Der Ursprung des Kunstwerkes', 1935: 'Die Bäuerin auf dem Acker trägt die Schuhe. Hier erst sind sie, was sie sind. Sie sind um so echter, je weniger die Bäuerin bei der Arbeit an die Schuhe denkt.' (KW, S. 29). 'Um diese Paar Bauernschuhe herum ist nichts, wozu und wohin sie gehören, nur unbestimmter Raum. ... Ein Paar Bauernschuhe und nichts weiter. Und dennoch' (KW, S. 22). En dan het fraaiste: 'Aus der dunklen Öffnung des ausgetretenen Inwendigen des Schuhzeuges starrt die Mühsal der Arbeitsschritte. In der derbgediegenen Schwere des Schuhzeuges ist aufgestaut die Zähigkeit des langsamen Ganges durch die weithin gestreckten und immer gleichen Furchen des Ackers, über dem ein rauher Wind steht. Auf dem Leder liegt das Feuchte und Satte des Bodens. Unter den Sohlen schiebt sich hin die Einsamkeit des Feldweges durch den sinkenden Abend. In dem Schuhzeug schwingt der verschwiegene Zuruf der Erde, ihr stilles Verschenken des reifen Korns und ihr unerklärliches Sichversagen in der öden Brache des winterlichen Feldes. Durch dieses Zeug zieht das klaglose Bangen um die Sicherheit des Brotes, die wortlose Freude des Wiederüberstehens der Not, das Beben in der Ankunft der Geburt und das Zittern in der Umdrohung des Todes. Zur Erde gehört dieses Zeug und in der Welt der Bäuerin ist es behütet. Van Goghs Gemälde ist die Eröffnung dessen, was das Zeug, das Paar Schuhe in Wahrheit ist. Dieses Seiende tritt in die Unverborgenheit seines Seins heraus. Die Unverborgenheit des Seins nannten die Griechen aletheia'. Deze woorden vind ik zó ultiem levensecht, en daarom citeer ik ze.
'Rondom de schoenen is niets, waartoe en waarvoor ze zijn. Een paar boerenschoenen. Maar toch'. Ik weet niet of ik het goed zie, maar in de beschrijving van de schoenen geeft Heidegger iets aan van het begrip 'poiesis', waar ons woord poëzie van stamt. Voor mij heeft 'poiesis' ook iets van het begrip 'évasion' van Levinas. 'Poïesis' betekent 'maken' in het klassieke Grieks (schepping, van ποιέω, maken). Dit woord, de oorsprong van ons woord 'poëzie', was eerst een werkwoord, een actie die de wereld verandert en voortzet.
Over dit 'maken', over dit 'werken' op de grens van 'zijn' en 'niet-zijn' gaat het in poëzie. Octavio Paz schreef daar fraaie dingen over. Maar Heidegger dus ook. 'Der Künstler ist der Ursprung des Werkes. Das Werk ist der Ursprung des Künstlers. Keines ist ohne das andere.[...]. Künstler und Werk sind je in sich und in ihrem Wechselbezug durch ein Drittes [...], durch die Kunst.' En verder: 'Wenn man sagen kann, daß in einem großen Kunstwerk eine Welt “aufgeht”, so ist der Aufgang dieser Welt zugleich ihr Eingang in die ruhende Gestalt; indem die Gestalt dasteht, hat sie gleichsam ihr erdhaftes Dasein gefunden. Daraus gewinnt das Werk der Kunst seine ihm eigene Ruhe. Es hat sein eigentliches Sein nicht erst in einem erlebenden Ich, das sagt, meint oder zeigt und dessen Gesagtes, Gemeintes oder Gezeigtes seine Bedeutung wäre. Sein Sein besteht nicht darin, daß es zum Erlebnis wird, sondern es ist selbst durch sein eigenes Dasein ein Ereignis, ein Stoß, in dem sich die Welt öffnet, die so nie da war. Dieser Stoß ist aber im Werke selbst derart geschehen, daß er zugleich ins Bleiben geborgen ist. Was so aufgeht und sich so birgt, macht in seiner Spannung die Gestalt des Werkes aus. (...) Niemand kann sich dem verschließen, daß im Kunstwerk, in dem eine Welt aufgeht, nicht nur Sinnvolles erfahrbar wird, das vorher nicht erkannt war, sondern daß mit dem Kunstwerk selber etwas Neues ins Dasein tritt. Es ist nicht die Offenlegung einer Wahrheit allein, sondern es ist selbst ein Ereignis.'

Woensdag 25 juli 2007 - Sartre

‘Exister c'est être là simplement...’

Eerst even een geweldige uitspraak van Jean-Paul Sartre (1905 - 1980) in ‘L’ et le Néant’: ‘Le désir s'exprime par la caresse comme la pensée par le langage.’ (Het verlangen komt tot uitdrukking in de liefkozing, de gedachte in de taal) En nog één: ‘Chaque personne est un choix absolu de soi.’ (Elk mens is een absolute keuze van zichzelf) Verder: ‘L’homme est fondamentalement désir d’être, et le désir est manqué.’ (De mens is ten diepste het verlangen om te zijn, en dit verlangen is gemankeerd). Deze: ‘Entre autrui et moi-même il y a un néant de séparation. Ce néant ne tire pas son origine de moi-même, ni d’autrui, ni d’une relation réciproque d’autrui et de moi-même; mais il est, au contraire, originellement le fondement de toute relation entre autrui et moi.’ (Tussen de ander en mij gaapt een kloof van ‘het niets’. Die scheiding komt niet van mij, niet van de ander en ook niet door de wederkerige relatie van ons beiden. Maar hij is juist ten principale de basis van elke relatie tussen de ander en mij.). Zucht. Nog één: ‘Je suis esclave dans la mesure où je suis dépendant dans mon être au sein d’une liberté qui n’est pas la mienne et qui est la condition même de mon être.’ (Ik ben een slaaf in de mate waarin ik voor mijn bestaan afhankelijk ben van een vrijheid die de mijne niet is en die dan de voorwaarde is voor mijn bestaan). Nadenkertje: ‘J’ai besoin de la médiation d’autrui pour être ce que je suis.’ (Ik heb de tussenkomst van de ander nodig om te zijn wie ik ben). En uit ‘L'existentialisme est un humanisme’: ‘Pour obtenir une vérité quelconque sur moi, il faut que je passe par l'autre.’ (Om iets waars over mezelf te achterhalen moet ik me vervoegen bij de ander).
En dit was nog maar het begin.
Het zinnetje helemaal bovenaan komt voor in ‘La nausée’ van Sartre, een boek dat hij schreef in 1938. ‘Existeren is eenvoudig er zijn’. Midden in de Tweede Wereldoorlog schrijft Sartre in een tijd van één jaar zijn filosofische hoofdwerk ‘L'être et le néant’ (1943, Parijs). Frankrijk gaat gebukt onder de bezetting van de nazi’s: arrestaties, deportaties, angst en hulpeloosheid zijn aan de orde van de dag. Met zijn boek wil Sartre protesteren tegen dit alles. ‘L’existentialisme est un humanisme’ verschijnt in 1946, een jaar na de oorlog. De citaten hierboven moeten je de smaak geven van deze lectuur.
Nog een paar teksten van Sartre. ‘Mais si vraiment l'existence précède l'essence, l'homme est responsable de ce qu'il est" (Maar als werkelijk het bestaan van de mens aan zijn wezen voorafgaat, dan is de mens er verantwoordelijk voor wat hij ervan maakt) (L'existentialisme est un humanisme). Hier valt de befaamde uitspraak: je bent er eerder dan dat je jezelf begrijpt. Maar toch ben je verantwoordelijk voor wat je bent. Let op: hier stuit je op het probleem van je leven!
‘L'existentialisme, au contraire, pense qu'il est très gênant que Dieu n'existe pas, car avec lui disparaît la possibilité de trouver des valeurs dans un ciel intelligible; il ne peut plus y avoir de bien a priori, puisqu'il n'y a pas de conscience infinie et parfaite pour le penser; […] …l'homme est délaissé, parce qu'il ne trouve ni en lui, ni hors de lui une possibilité de s'accrocher. Il ne se trouve d'abord pas d'excuses. Si, en effet, l'existence précède l'essence, on ne pourra jamais expliquer par une référence à une nature humaine donnée et figée; autrement dit, il n'y a pas de déterminisme, l'homme est libre, l'homme est liberté, l'homme est condamné à être libre. Condamné, parce qu'il ne s'est pas créé lui-même, et par ailleurs cependant libre, parce qu'une fois jeté dans le monde, il est responsable de ce qu'il fait.’ (Het existentialisme zit er juist mee in zijn maag dat God niet bestaat. Want daarmee verdwijnt de mogelijkheid om waarden te vinden in een hemel. Hij kan geen absolute waarheden hebben, want hij heeft in zijn denken geen oneindige en eeuwige mogelijkheden. De mens is verlaten, want hij kan niets vinden om op te bouwen, noch in zichzelf, noch buiten zichzelf. Steeds meer zal hij ontdekken dat hij zonder excuses is, niet te verontschuldigen. Want als inderdaad het bestaan voorafgaat aan het wezen, dan zul je nooit je daden kunnen uitleggen met verwijzing naar ‘de menselijke natuur’. Met andere woorden: er is geen determinisme, de mens is vrij, de mens is vrijheid, de mens is tot vrijheid veroordeeld. Veroordeeld, want de mens heeft zichzelf niet geschapen, en toch is hij niettemin vrijheid, en vanaf het moment dat hij in deze wereld is geworpen, is hij verantwoordelijk voor alles wat hij doet.) (L'existentialisme est un humanisme).
Vlak achter deze tekst zegt Sartre dat de existentialist ook niet gelooft in de macht van de passie. Nooit zal hij een grootse passie zien als een verwoestende stroom waarmee iemand wordt meegenomen alsof het een noodlot is dat voor iemand een excuus kan zijn. ‘L'homme est une passion inutile’, zegt hij in ‘L’être et le néant’.
Genoeg. Tot hier en niet verder.

Dinsdag 24 juli 2007 - Lacan

De franse psychiater Jacques Lacan (1901 – 1981) schrijft ergens: ‘Als ik denk, dan ben ik niet echt. En waar ik niet denk, daar ben ik pas echt’. (Met deze omkering maakt Lacan natuurlijk de kachel aan met de eerbiedwaardige Descartes en zijn fameuze uitspraak 'Ik denk, dus ik ben'). Er kunnen zoveel woorden door je hoofd suizen, dat je niet meer aan rustig leven toekomt. Soms wordt het maar niet stil in je hoofd. Je zou soms willen dat er een soort stop zit, net als in een badkuip. Je trekt de stop eruit, en slurp, slurp – leeg is de kuip en wég is het gedoe. Alleen maar stil en rustig en vooral woordeloos eenvoudig zijn.
Ging het maar zo makkelijk.
Sinds ongeveer de 5e eeuw speelt het begrip ‘leeg’ een belangrijke rol in het Zenboeddhisme. Links de afbeelding voor Zen, het symbool van de leegte om vol te kunnen lopen. Paradox. Leeg zijn van zelfgebrouwen dingen in je hoofd om je te kunnen laten vullen door het leven. Ontvangen, niet grijpen. Niet wroeten in gisteren of in morgen, maar alleen maar leven in ‘hier en nu’. Alleen maar gewoon ‘zijn’, eigenlijk. Meer niet. Minder ook niet. Zen lijkt niet anders te zijn dan het kunnen leven alléén in 'hier en nu'. En dat is dus heel moeilijk. Probeer het maar eens en voel maar hoe eng dat aanvankelijk is. En waarom is dat nou zo eng? Doet het maar eens. Ga ergens rustig zitten (lopen mag ook...), doe je ogen dicht en zit alleen maar. Nergens aan denken, ontspannen. Er komen hordes gedachten, allemaal laten passeren, niet vasthouden. Alleen maar 'zijn'.
Zowel voor Lacan als voor Zen is opmerkzaamheid een belangrijke opgave. Let op je adem, let op je lopen, let op het moment van nu – ‘hier en nu’. Maak jezelf leeg van de herrie in je leven en word beschikbaar voor wie of wat zich ook maar aandient.
Heel mooi beschrijft de in Nederland wonende Zuid-afrikaanse dichteres Elisabeth Eijbers (1915) deze eenvoudige stemming van ‘leegte’ in het gedicht ‘Uitsig op die kade’:

Nouliks vertolkbaar wat hulle my vertel,
spreeus, eksters, meeue, eende, kraaie, al
die ywerige dagloners van die wal,
die reier so afgetrokke opgestel.

Ek mis myself steeds minder. Ek bedoel:
as steeds meer buitendinge my gaan boei
dan sintels van inwendige gevoel
tintel dit of ek selfafstotend groei.

Vermindering neem waarneembaar toe. Ek hoop
om te voldoen aan omgekeerde bloei
en leeg genoeg te loop om vol te loop
met wat vanuit hierbuite binnevloei.

Maandag 23 juli 2007 - Lord of the Rings

De link tussen 'het kwaad' en 'het lijden' (zie Rorty) zag ik een beetje terug in de figuur van koning Theoden van Rohan uit 'Lord of the Rings'. Als Aragorn, Gimli en Legolas en Gandalf het rijk van de Rohirrim binnenrijden, merkt Gimli op dat er op een kerkhof meer vreugde heerst dan waar ze op dat moment rijden. Alles en iedereen is grauw en lusteloos. Het lijkt wel of het leven stil staat.
De enige die verontrust is, blijkt Eowyn te zijn, de nicht van Theoden. Zij staat op de uitkijk op het moment dat de vier ruiters naderen. Gandalf weet de ware oorzaak van de ellende: Saroman, die zélf en via zijn handlanger Grima de macht in handen heeft. En die macht blijkt zeker niet ten goede. Het kwaad heeft Theoden bijna helemaal ten onder gebracht. Hij reageert niet menselijk meer, hij neemt niet meer deel aan het discours van de mensen. Op de bovenste foto is verbeeld hoe Theoden eraan toe is als gevolg van de aanwezigheid van Saroman (handlanger van Sauron) in zijn lichaam. Met een indrukwekkend openbaar optreden weet Gandalf Saroman te verdrijven uit Theoden. 'Ik heb donkere dromen gehad de laatste tijd,' verzucht Theoden als hij weer bij zijn verstand is gekomen. Grima en Saroman verdwijnen uit zijn leven en hij hervindt zijn waardigheid weer. De 'white wizzard' heeft hem weer tot zichzelf gebracht. Zijn vrijheid stelt hem in staat zijn eigen geschiedenis voort te zetten.

Zondag 22 juli 2007 - Richard Rorty

'Are you suffering?'. Met deze vraag begint de ethiek, is de boodschap van Richard Rorty. Met name in zijn bundel 'Contingency, solidarity and irony' voert hij een pleidooi dat een eigentijdse vorm van pragmatisme inhoudt. 'Philosophical writing should not help us get closer to the truth. It should do the opposite: Cure us from the desire for it,' en meer van die verfrissende uitspraken. 'It would help make the world's inhabitants more pragmatic, more tolerant, more liberal, more receptive to the appeal of instrumental rationality.'
Nog een citaat: 'Pragmatism insisted that we are acting creatures, and our opinions and ideas are tested in action. A person's idea of 'a chair' may not correspond to the object 'as it really is in itself'; but since the idea of 'a chair' is part of the plan to sit down, there is an objective test involved: You either succeed or fail to sit down. Ideas come into contact with reality through action, not through comparison only. Action thus tests our conceptions against what is outside them.'
'Are you suffering?' is volgens Rorty de centrale morele vraag van de postmoderne cultuur. Het enige dat in een seculiere liberale samenleving telt, is dat mensen vatbaar zijn voor vernedering, wreedheid, pijn en lijden. Rorty vindt dat we met z'n allen het lijden het best kunnen verminderen of voorkomen. In zijn eigen woorden: 'One can want to relieve suffering without having an interesting answer when Socrates asks you why you desire this' (Papers, 2: 198). 'Dat kun je niet uitleggen, je kunt het alleen maar proeven,' was lang geleden de boodschap van een STER-spot voor een bepaald merk soep.

Zaterdag 21 juli 2007 - Emmanuel Lévinas

‘Ik word ik in het aangezicht van de ander’

De verhouding met de ander bestaat als een oneindige scheiding, een oneindige onderbreking, en juist in die gescheidenheid licht het gelaat van de ander op, zegt Derrida over Levinas (1904 – 1995).
Het ‘van aangezicht tot aangezicht’: de ethische oersituatie. Het gelaat of aangezicht, wat wordt daarmee bedoeld? Levinas zegt ervan: ‘Dit is mijn belangrijkste thema. De meest keiharde realiteit is de aanwezigheid van een ander die een beroep op mij doet. Dit gaat niet om een dwang, het gaat niet om de ander die iets afdwingt, dat is een ander verhaal. Tegenover iemand die mij iets afdwingt mag ik me eventueel verzetten en verdedigen, want ik moet ook immers met anderen en met mezelf rekening houden. Ik hoef me niet al mijn geld of mijn hele inzet te laten afpersen. Maar met ‘aangezicht’ (visage) wordt een andere ervaring bedoeld, ‘datgene wat in een ander mij aangaat – mij aanziet - doordat hij (die ander) van achter de houding die hij zich geeft doet denken aan zijn verlatenheid, zijn weerloosheid en zijn sterfelijkheid’ (in: Tussen ons, 299).
Een verhouding met de ander kan op den duur gaan knellen. Je ziet dan niet (meer) het gelaat van de ander. De ander kan dan een gevangenis voor je worden. Jij kunt voor de ander een last worden. Je bent dan verstrikt geraakt in een in jezelf verwikkeld leven, waarin je dan ook de ander verstrikt en verstikt en vice versa. De enige waarachtige schakel tussen mensen is het echte gesprek, dat niet verst(r)ikt, maar juist vrij maakt. Welke weg leidt naar de ander?
‘De ander verschijnt als aangezicht’, zegt Levinas. ‘Het aangezicht kan een thema zijn. Ik kan kijken naar iemands neus, de hoogte van haar voorhoofd, de kleur van de ogen. Als je zó kijkt, dan is de relatie met het aangezicht al verloren. De ander is niet een thema, iets om over na te denken of te bekijken. In de ontmoeting met de ander is de overgave aan de ander altijd het eerste. In het aangezicht verschijnt de ander als naakt en verloren en eenzaam’.
Bij dat laatste moet ik even stilstaan. Elk mens moet stil, eenzaam en vooral zélf leven. Elk mens moet zichzelf herwinnen uit het zinloze geruis van het bestaan. Die ontsnapping is geen sinecure. Daarom gebruikt Levinas woorden als ‘naakt’, ‘verloren’, ‘eenzaam’.
Verder met het citaat: ‘Het aangezicht is het directe, het blootgesteld zijn aan de ander. De verhouding tot dit blootgesteld zijn is niet een denken erover. De verhouding van blootgesteld zijn is een verhouding van overgave, van ‘geven’. Het aangezicht is altijd als een uitgestrekte hand. Het aangezicht is in die zin een ‘geef mij...’, een verlangen, een verzoek. Het aangezicht is absoluut geen ding, niet iets om te kennen.’

Vrijdag 20 juli 2007 - J.C. Blumhardt

Jezus is overwinnaar!
De koets van vader Blumhardt

De predikant Johann Christoph Blumhardt (1805-1880) in het Duitse plaatsje Möttlingen heeft in de jaren '40 van de negentiende eeuw heel wat te stellen met zijn gemeenteleden. De meesten van hen nemen het niet zo nauw. Hoogstens in naam zijn ze nog christen en ze komen alleen met de feestdagen nog in de kerk.

In de ingedutte gemeente is echter onrust ontstaan, omdat dominee Blumhardt zich het lot heeft aangetrokken van een vrouw die te lijden heeft van 'bezetenheid'. In december van het jaar 1843 besluit Blumhardt met de vrouw in gebed te gaan. 'We hebben nu genoeg gezien van de macht van de duivel', roept hij in het gebed. 'Jezus, laat nu uw macht zien alstublieft'. Dit gebed luidt tot ieders verbazing en vreugde de genezing van de vrouw in. Enkele dagen na Kerst wordt ze rustig en zegt tegen Blumhardt de woorden die hem de rest van zijn leven zullen dragen: 'Jesus ist Sieger', 'Jezus is overwinnaar'. Het leven van de vrouw maakt grote indruk, niet alleen op Blumhardt, maar ook op de rest van Mottlingen. Er komt een opwekking.

Met veel zegen doet Blumhardt zijn werk in de gemeente. Hij beschikt over grote sprekersgaven en de diensten waarin hij voorgaat, trekken veel mensen. Zijn werk onder zieken en andere mensen in moeilijkheden ontvangt veel zegen en waardering. Uit alle delen van Europa komen mensen naar het herstellingsoord dat hij opgericht heeft.

Zijn kracht ligt in zijn ongewone afhankelijkheid. Hij leeft in de voortdurende en welgemeende verwachting van de wederkomst. Die aanstaande gebeurtenis beheerst zijn geloofsleven en daarover doet een veelzeggende annekdote de ronde.

In Bad Boll had Blumhardt een schuur, waarin permanent een rijtuig klaarstond. Want de predikant wilde, zodra hij het geluid van de grote bazuin hoorde, zonder dralen de Heiland tegemoet gaan. Dat verhaal van eenvoudig compromisloos geloof blijft me ontroeren, zoals het dat ook gedaan heeft bij Bonhoeffer, Barth, Gollwitzer en Thurneysen. Niet zozeer om de opstelling van Blumhardt - dat ook wel - maar omdat het iets zegt over het Evangelie. Zo'n eenvoudige en radicale overgave is het gevolg van de verhalen over en rond Jezus.

De Nederlandse dichter J.W. Schulte Nordholt heeft over de verwachting van Blumhardt een treffend gedicht geschreven:

'Hij had zijn koets zijn hele leven lang
klaar staan met paard en tuig, om als de tijden
vervuld zijn zouden en de grote zang
der engelen zou klinken, uit te rijden
in hoge hoed en zondags-zwarte kleren,
rechtop achter het trappelende paard,
zijn Heiland tegemoet, die weer zou keren
- en nu voorgoed - als Koning op deze aard.

God, wat hebt Gij gedaan met zulk een hart,
Dat zozeer heimwee was en grote dromen?
- Het ligt nu stil te wachten in de grond.
En wat doet Gij met ons, die in een zwart
getij U om uw laatste wederkeren
roepen met een vertwijfelende mond?'

De regel waar het om gaat is natuurlijk:
'God, wat hebt Gij gedaan met zulk een hart,
dat zozeer heimwee was en grote dromen?'.

Donderdag 19 juli 2007 - Seneca

De stoicijnse wijsgeer Seneca (ca. 3 v. Chr. - 65 na Chr.) brengt in zijn Brieven aan Lucilius een paar keer het thema ‘vriendschap’ ter sprake. Interessant is de negende brief over de vriendschap van de wijze. In de zesde brief gaat het zelfs over ‘echte vriendschap’. Toe maar.
Weinig merk je van hartstocht bij Seneca en dat kan natuurlijk ook niet anders bij een stoicijn. Zelfs in de negende brief lijkt de voornaamste zorg te zijn het wel hebben van tegenslag, maar het niet voelen ervan; of het hebben én voelen van tegenslag. Het issue is de kwestie of de wijze zichzelf genoeg is, dan wel of hij ‘een vriend’ nodig heeft. Vriendschap is dus maakbaar, aldus Seneca.
Dat standpunt roept vragen en weerzin bij me op. Het kan inderdaad gebeuren dat je geinteresseerd raakt in een andere mens. En zelfs dat je banden met hem of haar krijgt. En het kan ook gebeuren dat er bindingen ontstaan. En andersom. Vriendschap lijkt voor Seneca een soort rooftocht, waarbij hij met zijn buit bij zichzelf terugkomt. Hij gaat de wereld in om een vriend te verschalken. Hij komt terug bij zichzelf, hij weet niet dat vriendschap – net als het leven zelf – een reis is zónder terugkomst en zónder dat je weet waar je heen gaat.
Even flitst er een mooie lijn door de negende brief als hij de uitspraak van de lichtelijk cynische stoicijn Hecaton aanhaalt, die zijn woorden overigens zonder twijfel egoistisch bedoelt. ‘Als je bemind wilt worden, begin dan zelf met beminnen’. Het cynische erin vind ik de premisse: ‘Als je bemind wilt worden...’. De voorwaarde voor vriendschap is je eigen behoefte om bemind te worden. Daarover is het laatste woord trouwens nog niet gezegd.
Ik haast me om nu de naam van Octavio Paz (1914-1998) te noemen. Twee van de belangrijkste geschriften van Paz: ‘Het labyrinth der eenzaamheid’ en ‘De dubbele vlam’. Ergens in die laatstgenoemde fenomenale bundel staat: ‘De liefde is een van de antwoorden die de mens gevonden heeft om de dood in de ogen te zien. Door de liefde ontroven we de tijd, die ons vernietigt, een paar uren, waarvan we soms een paradijs kunnen maken, maar ook soms een hel. In beide gevallen wordt de tijd méér en hoort zij op een maatstaf te zijn. Voorbij geluk en ongeluk, ook als ze beide omvat, is de liefde intensiteit; zij schenkt ons niet de eeuwigheid, maar het leven zelf, dit ogenblik, doordat de deuren van tijd en ruimte een beetje opengaan: hier is daar en nu is altijd.’

Woensdag 18 juli 2007 - Leo Vroman























Voor wie dit leest

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakker leest.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken naar uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.


Leo Vroman, 262 Gedichten

Dinsdag 17 juli 2007 - Gadamer & Habermas

Zal het eerlijk bekennen: op deze foto staan twee van mijn idolen. De 100-jarige Hans-Georg Gadamer in gesprek met Jürgen Habermas. Beiden hebben ons geleerd hoe belangrijk communicatie en begrip is. 'Het kost je een heel leven om een ander te begrijpen,' zei Gadamer ooit in een tv-documentaire. En het hoofdwerk van Habermas ('het blauwe beest') is het in een blauwe omslag gestoken boek 'Theorie des kommunikativen Handelns'.
Iets over de inhoud van het boek. Als je er alleen voorstaat, is het moeilijk om redelijk te zijn en om dingen echt goed te begrijpen. Redelijkheid, begrip, ontstaat als je met z’n tweeën bent of meer. Habermas zegt, dat alleen het gesprek tussen mensen een bron van redelijkheid is. Op grond van die redelijkheid kun je verstandige dingen doen. En dan bedoelt hij natuurlijk niet zomaar een gesprek, maar een echt gesprek.
Gelijkheid in kansen is het kenmerk van zo’n gesprek. Je moet kansen krijgen en hebben om op een goede manier te spreken (woord en wederwoord kunnen geven). Verder heb je het nodig dat je de dingen kunt thematiseren en dat je ‘Vormeinungen’ kunt kritiseren. Het moet mogelijk zijn om je instelling, je gevoelens en je bedoelingen uit te drukken.
Helaas komen die ideale omstandigheden maar zelden voor. In elk gesprek zijn onder meer mentale restricties van kracht. Niettemin moet er gehandeld worden, alsof die ideale uitgangspunten voor het gesprek er zijn of er althans kunnen komen, ook al wijzen de feiten op het tegengestelde. De ideale gesprekssituatie moet dus geanticipeerd worden en in die anticipatie mag zij verwacht worden.
Habermas weleens horen praten?

Maandag 16 juli 2007 - Richard Rorty

Richard Rorty (✝ 8 juni 2007) hield meer van vogels dan van filosoferen. Jarenlang leefde hij zich uit als vogelaar. Hij aanvaardde ooit een uitnodiging om in de staat Utah een lezing te geven, alleen omdat er in die staat nog exemplaren van een zeer zeldzame vogel te spotten waren, wat hij in de vrije uren dan ook meteen ging doen. In een interview antwoordde hij licht verbaasd op de vraag waarom hij filosoof was geworden, met de opmerking dat 'hij toch iets moest doen'. Een grandioze pragmaticus! Als je het gevoel hebt, dat je onnuttige dingen denkt, kijk dan even hier: 'True beliefs are the ones that get us what we want,' zegt hij ergens. 'Belief in particle physics gets us the ability to build bombs. But there's no point in asking, 'Does it correspond to reality?'.' Opluchting!

Zondag 15 juli 2007 - Schopenhauer


De filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) leefde als een mensenhater. Elke dag liep hij demonstratief door de straten van zijn woonplaats met zijn poedel aan de lijn. 'Je kunt beter met dieren omgaan dan met mensen,' placht hij regelmatig hardop te zeggen. 'Woran sollte man sich von der endlosen Verstellung, Falschheit und Heimtücke der Menschheit erholen, wenn die Hunde nicht wären, in deren ehrliches Gesicht man ohne Misstrauen schauen kann?'. Het diertje had de naam 'Atman' gekregen en werd door zijn baas steevast aangesproken met 'Mijnheer'. 'Heeft mijnheer vandaag zin in een wandeling?'. In de oosterse filosofie betekent Atman 'wereldziel'.
Schopenhauers denken draagt duidelijke trekken van het boeddhisme, waarvan hij als eerste Europese wijsgeer de betekenis inzag.
'Elke dag is een nieuw leven,' schreef hij ergens. 'Elk wakker worden is een kleine geboorte, elke nieuwe morgen is een kleine jeugd en elke keer dat je in je mandje kruipt is een kleine dood.'
En een tikje bitterder en weer op z'n Duits: 'Jede Wahrheit durchläuft drei Stufen: Erst erscheint sie lächerlich, dann wird sie bekämpft, schließlich ist sie selbstverständlich.'

Zaterdag 14 juli 2007 - Lao Tzu

In China wordt hij nog altijd vereerd als 'De oude rots': de wijsgeer Lao Tzu (4e eeuw v. Chr.). Als je heel erg verdrietig bent, lees dan Lao Tzu, dan word je nóg verdrietiger. En dan begrijp je ineens dat je redenen hebt om vrolijk te zijn. Datgene, waar jij het allerbangst voor bent beveelt Lao Tzu aan als de meest normale weg om te gaan.
Vandaag las ik deze uitspraak van hem: 'Als je niet van richting verandert, dan kom je nog terecht waar je op uit was'. En van dat kaliber kan ik er nog een noemen: 'Het leven is een serie natuurlijke en spontane veranderingen. Hou ze niet tegen, daar komt alleen maar verdriet van. Laat de werkelijkheid de werkelijkheid zijn. Laat de dingen spontaan voorwaarts bewegen, welke richting ze ook maar nemen (Let things flow naturally forward in whatever way they like)'.