‘Perhaps the reader will hold on to the imperative for permanent questioning as the principal note of our approach to both the sacred and the feminine.’ 'Inquiétude permanente', ook wel 'vigilance' genoemd door Kristeva.
Dit is de laatste zin van Julia Kristeva (1941) in het boek ‘The Feminine and the Sacred’, een briefwisseling met Catherine Clément.
Vragen. Waar vraag ik eigenlijk zo onrustig naar?
Heidegger benadrukt telkens weer dat het vragen de vroomheid van het denken is (Vorträge und Aufsätze, p. 44); Vragen is 'bouwen aan een weg' (VA, 13). "Das denkende Erstaunen spricht in der Frage." ‘Das Fragen war Heideggers Leidenschaft, nicht das Antworten. Wonach er fragte und suchte, das nannte er - das Sein. Ein philosophisches Leben lang stellte er immer wieder diese eine Frage nach dem Sein. Der Sinn dieser Frage ist kein anderer, als dem Leben das Geheimnis, das in der Moderne zu verschwinden droht, wieder zurückzugeben’, schrijft Safranski in zijn biografie van Heidegger.
Dat vragen, dat herken ik zo. Van jongsaf. En het vragen is wel goed, maar de antwoorden niet altijd. Wat ik droom ooit nog eens te zijn, dat ben ik al, schrijft Foudraine ergens in ‘De man die uit zijn hersenen zakte’. Dat is de waarheid van wat de Boeddha (en Zen) zei, dat je op je zoektocht naar de waarheid niet moet kijken naar ‘anderen’, maar ‘in jezelf’. En dat durf ik dan niet, want ik ben zo gewend aan autoriteit. Aan ‘Boven-Ik’, het met geweld sturen en regisseren van wat je denkt en beleeft. O, behüte und bewahre, vooral ‘denken’. En gewoon ‘zijn’? Komt dat er nog een keer van? Boeken dicht, alles dicht. Nu alleen maar Bart. Waarom? Wie heeft ooit de boeken open gedaan? En waarom kijk ik altijd van me af? Ik blunder met ‘ipse’ en ‘idem’. Wat nou weer? denk je. Lees maar verder.
De fenomenoloog en hermeneuticus Paul Ricoeur heeft een belangwekkend onderscheid geïntroduceerd tussen twee modaliteiten van de persoon, die hij respectievelijk aanduidt als ‘idem’ en ‘ipse’ (Ricoeur 1992).
Het begrip ‘idem’ heeft betrekking op al die kenmerken aan de hand waarvan personen door anderen als ‘dezelfde’ geïdentificeerd kunnen worden. Ricoeur gebruikt in dit verband ook het begrip ‘karakter’, als aanduiding van alle individuele kenmerken van personen die zich in de loop van hun leven min of meer ‘vastzetten’ en samen de betrokkene ‘karakteriseren’.
Volgens Ricoeur verstaan wij in de moderne tijd onder het begrip ‘zelf’ echter nog meer dan deze ‘idem-identiteit’. Het zelf vertoont ook een andere vorm van permanentie in de tijd, die Ricoeur toelicht aan het doen van beloftes en de poging om zich daaraan te houden, bijvoorbeeld een belofte van trouw in een relatie. Hier komt het zelf in een andere, ethische en morele gedaante in het spel. Niet alleen kan mijn belofte om mijn partner trouw te zijn op gespannen voet staan met gedragsdisposities die deel uitmaken van mijn ‘karakter’ – bijvoorbeeld seksuele veroveringsdrang – en confronteert zij mij dus met de existentiële vraag waar het mij in mijn leven ten diepste om gaat; deze belofte brengt bovendien een relatie met een ander in het spel en de gevolgen van mijn eigen handelen voor diens kansen op een goed leven. Samen met existentiële vragen brengt een dergelijke belofte dus ook morele vragen in het spel. Ricoeur spreekt van ‘ipse-identiteit’ wanneer de persoon dergelijke moreel geladen verhoudingen met anderen (beloven, zich bekommeren, trouw zijn, voor iemand opkomen enz.) en de daarmee verbonden existentiële keuzes daadwerkelijk aangaat en gestand probeert te doen.
We zijn bedrogen in delen van de opvoeding. Niemand heeft gewezen op ‘binnen’, op ‘ipse’. Wat raakt jóu nu op dit moment? Er wérd wel van alles en nog wat in het wilde weg geraakt en verwond. Maar niet geliefkoosd, niet bemind, er werd geen ‘minne’ aan gegeven. (Der Begriff der Minne bezeichnete im frühen und hohen Mittelalter ganz allgemein die positive mentale und emotionale Zuwendung, das „freundliche Gedenken“.) Niet echt verzorgd. Er kwam geen halthouden voor het tedere, voor het kwetsbare. Er was geen voorzichtigheid, geen terughoudendheid, geen terughouding. Het eerste gebod werd niet gehoord: ‘Niet!...’ Achteloze hardheid, een wereld van bruutheid, geen tasten en voelen en zoeken en vragen. Slechts vooringenomenheid, de aandacht was al vergeven, maar niet aan de ander en ook niet aan ‘zelf’. De ene verwonding bracht de andere voort in een tuimeling van onheil. Tot de pijn zó groot werd, dat krachten verspild waren.
For Kristeva, the sacred lies in the unveiling of meaning, a phenomenon especially evident in the experience of giving birth. At such moments, there is a break with mundane perception, as meaning "is born on the edge of nothingness”. Die komst van een nieuwe zin ervaar je echt als je transformeert, als je verandert.
Kristeva argues that, in preceding the birth of the Word, the Virgin represents that sacred silence that lies before articulation
Kristeva's work emphasizes the relational, semiotically infused language of religious discourse, as a language that can lead beyond the constraints of the symbolic towards a poetic, creative subjectivity.
Kristeva describes in The Feminine and the Sacred, the sacred is the "sustained connection between life and meaning." It is, as in Dostoevsky, a symbolic re-ordering, or a re-binding that establishes relations in the face of loss or absence.