Het is merkwaardig om te merken dat overtui- gingen tot ‘niets’ kunnen worden. En dat dan vanuit het ‘niets’ op een eigen manier en tempo ‘alles’ komt. Hoe meer je loslaat, hoe meer dingen er in beweging komen. Dat is kenmerkend voor de Cisterciënzer spiritualiteit: de mens is een affectief wezen, een wezen dat zich hecht om te kunnen leven. En die gehechtheid aan allerlei dingen en allerlei mensen belet je om één te worden in jezelf. En dát moet je eerst worden, en pas dán kun je er zijn voor anderen. Hoe simpel kunnen de dingen zijn. En hechten, dat is eigenlijk: je veilig voelen. Als je je veilig voelt bij iemand, dan blijf je daarbij. Dat is een menselijk mechanisme. Daarmee geef je kinderen de basis voor hun bestaan, door ze ‘basic trust’ te geven. Maar je moet misschien het hechten opgeven, en tóch de veiligheid behouden. Voor die klus sta je als opgroeiend mens. Want je kunt niet altijd bij papa en mama blijven. Je moet/mag/wilt/kunt de wijde wereld in, met je eigen verlangen. Sommige mensen zijn op hun 50e nog steeds bij papa en mama – zonder het te weten. En als je het wél weet, dan nóg legt dat mechanisme je in de luren. Want vóór alles wil je veiligheid. En wel direct en nu en altijd en helemaal, zo werkt ‘het onbewuste’. En als je dus niet goed op je spirituele tellen let, ga je op een kinderlijke manier afhankelijk leven, héchten, leven op kosten van een ander. En dat willen de Cisterciënzers niet, je mag zelfs niet hechten aan God. Helemaal lós van alles, zoveel mogelijk lós, zelfstandig, op je eigen benen. ‘Waar zijn je eigen benen??!’ Dat is de belangrijkste vraag die je jezelf én de ander kunt stellen.
Maar, dat onthechten en één worden – da’s de klus. En daar komt Zen in beeld: want dat is precies wat Zen zegt. Er ligt dus een directe link tussen de Cisterciënzer manier van leven en Zen. Vanmorgen dus eerst zazen gedaan. De zendo was nog half donker, het was nog vroeg, zeg maar. Eén voor één komen de broeders binnen en gaan zwijgend zitten. En blijven dan zitten. Ook ik dus: alleen maar gezeten en alles laten komen zoals het kwam. En op dit punt moet ik even inhouden, even stilstaan. De ervaring van zazen bracht de realisatie van ‘alleen maar zijn’. Er was even ‘niets’ over. Wie me kent, weet waar me dat aan deed denken. Nooit gedacht dat die ervaring me op deze afgelegen plek zou overkomen. En dat was de verrassing van deze dagen eigenlijk. Ik ging naar de trappisten om te zien hoe Zen in Zundert kwam, en ik werd geconfronteerd met mezelf. Het was dezelfde ervaring als die van Kerst 2004 en 6 juli 2006. Alleen maar vragen om ‘zijn’.
Daarna de morgendienst van 8.00 uur meegemaakt. Tijdens de dienst bekroop me een enorme twijfel. Ik zag die mannen zitten en zingen en teksten te berde brengen. De relevantie van dat alles kon ik helemaal niet plaatsen.
Intussen is het bijna 11.00 uur in de ochtend. De monniken die ik vanmorgen zag in de dienst met hun pijen aan en verzonken in gebed lopen nu als gewone mensen over de paden die hier van het ene gebouw naar het andere leiden.
‘Is dit nou leven?’, dacht ik toen. En ergens kon ik wel recon- strueren hoe de teksten van die mannen rond het wezenlijkste cirkelden. Ik moest toch weer aan de grenssituatie van de dood denken, die je in zazen benadert, omcirkelt. Het bestaan in dit klooster is zo gereduceerd tot er alleen maar zijn, in de meest kaal denkbare entourage. Alles is zo sober. Je doet hier niets anders dan ‘zijn’. ‘Niets’ is er hier meer over van de drukte van het leven, van de hectiek, van de sores. Er is hier ‘Niets’, in de letterlijke zin. En dan vanmorgen de zazen. Zitten in ‘Niets’. En het is juist al het andere dat het leven soms te verdragen maakt. In die zin vond ik de kloosterlingen wel hard: ze trotseren het naakte bestaan. Alles is weg, ‘niets’ is er over. En toen bedacht ik me later: eigenlijk zou je het ‘Niets’ moeten kunnen meenemen in ‘Alles’.
Zazen en Zen komt eigenlijk neer op zoeken naar ‘Niets’. In de verte klinkt Lacan mee: zoeken naar ‘de vrouw’. Het wezen van de vrouw is ‘Niets’, zegt Lacan. De vrouw heeft ‘Niets’ te verbergen. En dat is natuurlijk niet denigrerend bedoeld.
In het klooster heerst eigenlijk het ‘Niets’. In het gedenkboek van 100 jaar trappisten in Zundert zag ik een korte uitleg van het woord ‘habijt’ staan. Dat woord komt van ‘habitus’, van ‘habitere’ = wonen. Een monnik woont in zijn habijt. Met andere woorden: hij woont in zichzelf. En verder in ‘Niets’. Er ‘is’ verder ‘niets’. En vanuit dat ‘Niets’ komt het leven. De uitgangen van het leven zijn uit het hart en de uitgangen van het hart zijn vanuit het ‘Niets’, vanuit het ‘ondoorgrondelijke’ (zegt Lau Tzu en Zhuang Zu). En eigenlijk is dat de situatie van de mens, de conditio humana.
Uit de bibliotheek heb ik het boekje ‘Bewaak je hart’ gekregen door de voormalige abt van Zundert Jeroen Witkam. ‘Het is genoeg om God te eren met ademen,’ schijnt hij ooit gezegd te hebben. Dat vertelde althans één van de andere aanwezigen hier. Ik begin een contrast te voelen tussen ‘Niets’ en ‘Alles’. Hoe meer ‘niets’ er is in je, hoe meer er ‘alles’ kan zijn. En dat moet dan de volgorde zijn. Terugtrekken uit de wereld, terugtrekken uit de dingen, loskomen van alles, steeds verder ‘naar binnen’ als het ware. Jeroen Witkam schreef het boekje ‘De weg naar diepte-inkeer’. En daar gaat het over.
We hebben de eucharistie gevierd. We hebben met elkaar in de kring gestaan. Elkaar de groet van Christus gegeven: ‘De vrede van Christus zij met u’. En daarna werden we allemaal een beetje stil.
Vanmiddag gaat Andrew me in de zendo voordoen hoe je moet zitten. Aan een paar andere mede-gasten heb ik het verteld en die willen ook mee-kijken. De stilte is een poort, zei Andrew. We hebben les gehad in zitten. Rechtop zitten, op een bankje, op een matje. Schouders ontspannen, want alle ellende van je leven en lichaam komt via de schouders naar buiten. Ga in je schouders zitten. Ik zat wel goed, maar de schouders moeten meer hangen, meer naar beneden. Verder voelde ik vanmorgen tijdens de meditatie ook wel het balanceren en het evenwicht zoeken. Maar, inderdaad, waar het om gaat is het vinden van de stilte en het in de stilte blijven. Het luisteren dus, het vernemen van wat er is. Gewoon alleen maar ‘zijn’ op je bankje. Niets bijzonders doen, daar zitten, en dan misschien later weer terug komen.