'Het woord 'heilig' is niet zo gemakkelijk te omschrijven, het is een oerwoord dat je niet kunt terugbrengen tot andere woorden of categorieën. Het woord 'heilig' is een woord dat direct op God zelf teruggaat.
Het woord 'heilig' is langs twee kanten benaderbaar. Het is benaderbaar langs de kant van de afscheiding (de etymologie van het Hebreeuwse woord duidt ook op die betekenis) en langs de kant van heelheid (waar juist de Nederlandse etymologie op duidt). God is de Heilige en daardoor afgescheiden, of beter: wij zijn afgescheiden van God. Maar we zijn geroepen tot heiligheid, tot de oorspronkelijke heelheid, in verbondenheid met God.
Er is sprake van scheiding: het profane leven behoort (nog) niet bij God, het participeert niet in de heiligheid van God. Dit is de betekenis volgens de Hebreeuwse mythologie.
Het Hebreeuwse woord 'kadosj' begint met een emfatische (nadrukkelijke) 'k' die alleen Semieten kunnen uitspreken; het is een heel zware 'k'. Dan volgt een zachte 'd' en ten slotte een sisklank 'sj': 'Kadosj'. Het is als het ware een golfslag die begint met geweld, met een soort explosie, en die daarna zachtjes uitvloeit. Een prachtig beeld wanneer je denkt aan het visioen van Jesaja, van de serafs die 'Heilig, heilig, heilig' zingen (Js 6,3). Eerst een geweldige knal waarna het zachtjes uitstroomt.
Het Nederlandse woord 'heilig' heeft, naar zijn grondbetekenis, iets te maken met heil en heelheid, in die zin dat het om een alomvattendheid, een totaliteit gaat.
Het is interessant dat je in de twee talen twee totaal verschillende etymologieën aantreft die elkaar op een andere manier toch aanvullen.
De Duitse godsdiensthistoricus Rudolf Otto spreekt in zijn boek Das Heilige van 'tremendum et fascinosum'. Deze twee liggen ongeveer op dezelfde lijn: het afschrikwekkende en het boeiende, fascinerende.
Het is heel treffend wanneer je in het boek Exodus (Ex 19-20) het verhaal leest van de verschijning van God op de berg Sinaï. Je ziet daar twee bewegingen. Het wordt heel pakkend beschreven: de theofanie (godsopenbaring) wordt aangekondigd met de opdracht voor Mozes het volk te heiligen. Het volk moet zich voorbereiden op de verschijning van God. Maar die voorbereiding houdt tevens in dat er afstand is. Er wordt een terrein afgebakend: het volk moet op afstand worden gehouden en op een bepaalde plaats blijven staan. Mozes heeft daarbij de grootste moeite. Het volk is zo gefascineerd dat het de berg wil opstormen, want het wil in contact komen met de heiligheid van God. Dan zegt God tot Mozes: dat kán niet, dat kost hun het leven. Ze zouden sterven als ze zomaar, onvoorbereid, de heiligheid van god tegemoet snellen.
Theofanie heeft dus iets fascinerends voor de mens, maar tegelijkertijd iets afschrikwekkends: ze kan je het leven kosten.
Achteraf, wanneer God dan werkelijk verschijnt, staat in Exodus dat het volk doodsbenauwd is. Ze zeggen tot Mozes: praat jij het maar uit met God, want wij kunnen het niet aan. Ze zijn bang en blijven op veilige afstand (Ex. 20, 18-21).
'Tremendum et fascinosum': allebei die bewegingen zijn in ons aanwezig. Alles wat heilig is, is geweldig boeiend, heeft een enorme aantrekkingskracht die iedere mens op een of andere wijze voelt. Maar van de andere kant heeft het ook iets van een druk, een last die bijna onverdraaglijk is. Wij mensen bewegen ons tussen die twee spanningsgegevens: het heilige is boeiend, aantrekkelijk en tegelijkertijd zijn wij er bang voor.'
Uit: Jeroen Witkam: Onze Vader, Gebed en inwijding, Tielt 1994
Sinds 2007 heeft hij een eigen zendo in Tilburg: Zendo 'De Drie Juwelen' (http://www.tao-rabbit.nl/) , waar wekelijks gemediteerd kan worden en hij eenmaal per maand een Zazenkai leidt.
Op deze site staan de foto’s van de belangrijkste mensen in de geschiedenis van Zen in Zundert: http://www.tao-rabbit.nl (onder andere met alle foto’s; de teksten van deze blogbijdrage komen van deze site).
Witkam werd geboren te Goes in 1931. Sinds 1951 is hij monnik in de abdij Maria Toevlucht te Zundert. Hij deed bijbelstudies in Rome. Vele jaren was hij abt van zijn gemeenschap. In de jaren zestig raakte hij bekend met zen. Vanaf 1971 organiseerde hij regelmatig meditatiesessies in zen-stijl in zijn abdij, waarbij de begeleiding en inspiratie van pater Hugo Enomiya Lassalle heel belangrijk waren. In 1983 kreeg hij, in het kader van een geestelijk uitwisselingsprogramma, samen met zestien Europese monniken en monialen de gelegenheid om de Japanse zen-kloosters te bezoeken.
Witkam schreef het boek ‘The Eye Aware. Zen Lessons for Christians’. For more than twenty years, Zen sessions have been held at the abbey where Jeroen Witkam was abbot (1971). The sole aim of these sessions, according to Witkam, has been the integration of Zazen into the Christian prayer life. During these sessions, writes the author, "The ways of Zazen-emptying or the attainment of a transparent heart and mind-matched those of the Christian spiritual path. Moreover, both Christian spirituality and Zen Buddhism have at their core the principle of compassion. Both religious traditions, in combination, provide an enriched contemplative life and a fuller appreciation of the spiritual path."
Zijn leven is een zoektocht naar spiritualiteit voor zichzelf en anderen. Zijn uitgangspunt was de ontmoeting met de God van de Bijbel. Hij verdiepte zich in de vroeg christelijke mystiek van Evagrius en de middeleeuwse ‘minne’ mystiek van Bernardus van Clairvaux, Hadewych en Ruusbroec. Langs monastieke weg diepte hij deze ervaring uit. Hij gaf hier decennia lang vorm aan als abt. Deze functie stelde hem in staat om zijn ervaring in bredere kring uit te dragen in spreekbeurten en retraites in Nederland, België, Amerika, Afrika en India. Rond 1980 was hij de gangmaker bij het tot stand brengen van de monastieke interreligieuze (Oost-West) dialoog in Nederland en België. Een van de wegen om tot zelfkennis te komen, vond hij in het Enneagram. De kennismaking met Zen was een herkenning. De eenvoud, de helderheid en het diepingrijpende karakter van Zen was voor hem aanleiding om zich verder te verdiepen in deze van oorsprong Oosterse weg. Hij zocht naar mogelijkheden om anderen ook te laten delen in deze weg naar stilte. Op zijn initiatief werd in 1971 voor het eerst een zen-sesshin binnen een Nederlandse abdij geïntroduceerd. In 1970 had hij zijn eerste sessie bij Karlfried Graf von Dürckheim in Todtmoos-Rütte. (Hara yoga richting Zen). In de daaropvolgende jaren zen-sesshins met pater Enomya Lassalle van de Sanbo Kyodan school -Koûn Yamada (= Sotorichting met koans). Leerbevoegdheid van Lassalle om zelf zen-sesshins te geven, kreeg hij in 1974. In 1982 verbleef hij in diverse Zen-kloosters in Japan. Ama Samy in de Bodhi Zendo bij Ama Samy in India, die hem intensief begeleidde bij zijn Koanstudie om mensen te begeleiden bij het oplossen van koans, verkreeg hij in 2005.
Publicaties, o.a.:
Bewaak je hart 1975
Het geopende oog 1992
Gods Heilige Geest, stuwkracht tot menswording 1995
In een kring van licht 1996
De stilte van het woord 1998