De opdracht voor Windesheim luidde onder meer: 'Bespreek of en in hoeverre je door de lessen bent veranderd in visie, beleving of houding.' En mijn antwoord is:
De stof van de lessen was me voordien niet geheel onbekend. Het heeft me wel veel gedaan om alles te heroverwegen. Tijdens de verdieping in de lessen ‘Mens’ en ‘Goed en kwaad’ kwam er ook veel los: ik voelde me erg met mezelf geconfronteerd. Het woord ‘veranderd’ in de vraagstelling wil ik daarom omzetten in ‘verscherpt’. Ik heb onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan mijn opvattingen over ‘leven’ en over ‘God’ en over de samenhang tussen die twee. De gedachten van Rosi Baidrotti hebben me ontroerd en aangenaam verrast, vooral door haar pleidooi voor openheid en flexibiliteit. Het voert te ver om daar nu dieper op in te gaan. In mijn beleving en houding is wel iets veranderd: ik probeer zoveel mogelijk in mijn beleving te ontdekken of toe te laten wat ik werkelijk kan zeggen (en dus voelen). Ik realiseer me dat de ervaring van mijn verleden mijn ervaring van het heden structureert en ook vice versa. Maar ik realiseer me eveneens dat deze erkenning me vrij maakt. De prachtige, tiende Socrateslezing ‘De weg van de nomade’ werd in 1993 gehouden door Braidotti. Ze zegt daarin: ‘Het ‘Ik’ is niet één, maar veel verschillende aspecten, facetten en ervaringsniveaus die bijeengehouden worden door het geheugen, dat wil zeggen door het opnieuw bezoeken van plaatsen waar men reeds geweest is. De nomadische stijl gaat over verplaatsingen en overgangen zonder voorafbepaalde doelen of verloren thuislanden. Waar het voor de nomade om draait is het gaan, de mogelijkheid om te kunnen inpakken en te vertrekken. Het reisdoel is tamelijk onbelangrijk; het is de reis die telt, en de reis gaat geheel over het vertellen van verhalen en het opnieuw bezoeken van plaatsen waar men al eerder geweest is. ... Veel hedendaagse kritische denkers rekenen op het affectieve als een kracht die ons kan bevrijden van heersende denkgewoontes.’ De winst van de exercities ‘Mens’ en ‘Goed en kwaad’ is dus: meer affectiviteit en het gelijktijdig beleven van veel ervaringsniveaus.
En nog wat. Als ik niet ‘ben’, maar ‘word’, zoals Braidotti aanwijst, hoe zit het dan met ‘God’? Is dat woord dan ook niet leeg? Niet dat dat erg is. God is misschien ook wel op reis. Als woord tenminste. En wie zal het zeggen: misschien ook wel als ‘zelf’. God kan alles, ook ‘niet bestaan’, of ‘anders zijn’. Hij is nog niet aan het eind van zijn mogelijkheden, evenmin als ik. Is Hij mijn beeld, of ik het zijne? Ik hoop dat laatste... Is het dan echt zo dat Hij altijd ‘anders’ is? Steeds weer ‘anders’? En dat ik dus niets van Hem als vastheid kan zeggen – of ‘hoef’ te zeggen? Ben ik zo niet verlost van de druk om God goed te praten of ‘in te vullen’ met mijn ervaringen? Om kost wat kost vast te houden wat alleen maar ‘op doorreis’ is? (Ga ik ook zo met mensen om? Met mezelf?) Wachtend op een nieuwe ontmoeting, op een nieuwe verrassing? Wil ik God mij laten verrassen? Durf ik dat? Kan ik dat?
En nog wat. Ik realiseer me dat ik onophoudelijk en misschien wel onrembaar projecteer, op ‘God’ en op ‘anderen’. Dat is niet erg en dat wil ik analyseren, uit elkaar leggen. Dat betekent dat ik te proberen heb om te leren ‘tot’ God en ‘tot’ de ander te gaan. En dan niet ‘denkend’, maar ‘voelend’ en ‘kwetsbaar’. Dat lijkt me geen kleinigheid en het zal me waarschijnlijk veel bezig houden.
Terwijl ik dit schrijf, beluister ik het ‘Pater Noster’ en het ‘Kyrie’ uit de eerste mis van de Litouwse componist Peteris Vasks (1946). Ik zou willen dat mijn schrijven op een of andere manier zou kunnen metamorfoseren in dat ‘Pater Noster’ en dat ‘Kyrie’. Dat is hoe het voelt, dat zou ik willen. Het voelt alsof alle stemmen, de lagen van leven zich wenden ‘tot...’. Alsof ik alles wil ‘samen’-nemen en verenigen ‘tot...’, ik wil het allemaal verenigen in en tot die ene schreeuw ‘Eleison...’ waar het Kyrie van Vasks in uitloopt. Niet meer denken, niet meer schrijven, niet meer praten, alleen maar op de vleugels van de oude woorden van de kerk klein zijn en aanbidden. Leven in het huis van het gebed, in die zwakte, in die kracht. Begin te vermoeden waar de regel van Benedictus en het bidden van Bonhoeffer me willen brengen.
Er is dus veel veranderd.