Jan Willem Schulte Nordholt, Nederlands historicus en dichter (onder meer van het Liedboek van de Kerken), Zwolle 1920 - 1995 Wassenaar.
Kan ik de schuld van de wereld dragen?
Al onderteken ik alle protesten
al loop ik in alle optochten mee,
al lees ik met tranen in de ogen
dat de hakenkruisen weer ratelen
op de klaagmuur van Europa,
dat in onze gewitte wanden
de negers nog altijd niet worden gewenst,
ik weet het ook wel, bij God, bij God.
Maar wat moet ik doen, mij in bidden verteren,
mijn kleren verdelen onder de armen
op weg gaan naar onbekende landen
en me daar laten kruisigen aan een boom?
Ik weet het wel dat het mensenhart
bitterheid is en geen oorlog ooit,
geen oorlog van de mensen ooit voorbij.
Ik weet het, ik weet het, maar wat moet ik doen?
Ik heb een vrouw, daar wil ik mee leven,
kinderen heb ik, daar wil ik mee spelen,
het land ligt als een lente om mij heen.
Hoe kan ik de schuld van de wereld dragen?
Ik kan het niet eens mijn eigen schuld.
Dit gedicht van Jan Willem Schulte Nordholt heeft me ontroerd. Twee woorden waren er: ‘schuld’ en ‘dragen’. Het bleek vooral het woord ‘dragen’ te zijn, dat me raakte. ‘Kan ik mijzelf dragen?’. ‘Kan ik mijzelf verdragen?’. Dat laatste betekent: kan ik mijzelf helemáál dragen, ook als het moeilijk of zelfs héél moeilijk wordt? Het woord ‘dragen’ wijst naar een drager, iemand die draagt. En de drager is altijd degene die erónder staat of is. Het Griekse woord υποκειμενον komt van het werkwoord υποκειμαι en dat betekent letterlijk: onder, aan de voet van iets liggen, grondslag of fundament zijn, ‘onderwerp’ van een discussie (hier hoor je al iets letterlijks: onder-werp), gehoorzaam, ondergeschikt zijn. Het woord υποκειμενον werd in de Griekse, antieke filosofie gebruikt voor het Latijnse ‘subiectum’, het subject, voor ‘ik’ dus. ‘Ik’ zijn betekent: dragen, eronder zijn, het zijn – letterlijk – ‘op je nemen’. Het dragen. ‘Dragen’ is dus een heel veelzeggend woord. En zo voelt het leven dus ook echt: dragen, dragen en nog eens dragen. Niet aanvaarden, maar dragen. Vreugde en lijden zinvol dragen, dat is leven. Het gevoelig zijn verdragen, de gevoelens verdragen, jezelf (of de ander) soms lief vasthouden en verder dragen.
Uit het gedicht van Schulte Nordholt kreeg ik de vraag: ‘Kan ik mezelf dragen?’. En da’s niet iets om even snel ja of nee op te zeggen. Kijk eens even rustig naar jezelf, voel eens even wat er allemaal in je leven is. Het gewicht van het ‘is’ verneem je in het dragen. En nergens anders, denk ik nu. Welke verhalen draag je allemaal met je mee? Merk je op hoe ik het zeg: verhalen draag je met je mee. Dragen! Kun je dat (allemaal) dragen? En hoe is het om dat allemaal te dragen? Kun je het verdragen dat je dit allemaal draagt?
En ja, het woord ‘schuld’. Culpa (misslag), debitum. Mijn misslag verstoort het leven. Mijn ver-gis-sing brengt de loop der dingen op een heilloos spoor. Door wat ik doe of nalaat gaan soms in mijn of andermans leven de knoppen niet open. ‘Was wäre Glück, das sich nicht mäße an der unmeßbaren Trauer dessen was ist? Denn verstört ist der Weltlauf.’ Deze uitspraak is van Theodor W. Adorno in "Minima Moralia", Reflexionen aus dem beschädigten Leben. En daarmee is het belangrijkste wel gezegd.
Hoe kan ik dat dragen? Hoe kan ik leven ónder die last? Of ben ik nu te somber?
En dan is er nóg wat.
Wat ik kan dragen is mijn pakje, maar wie draagt mij?
God?
Wat draagt Hij dan wel niet allemaal?
Ik kan soms eindeloos kijken naar de afbeeldingen van het Kruis. En stil worden dan. Over 'dragen' gesproken...
Schulte Nordholt werd begin 1942 samen met zijn tweelingbroer Johan in Zwolle door de bezetters opgepakt wegens het verspreiden van de eerste nummers van Vrij Nederland. Het Deutsches Landesgericht veroordeelde hem tot een jaar gevangenisstraf, waarvan hij een deel uitzat in het Scheveningse Oranjehotel en de rest in diverse gevangenissen in het Roergebied. Op 5 december 1942 werd hij vrijgelaten en hij dook in het oosten onder. Tot de capitulatie deed hij slechts 'hier en daar wat illegaal werk' of hij luisterde op de radio naar Churchill en Roosevelt. Maar zijn verblijf in de cel kon hij nooit meer vergeten. Jaren later hoorde hij in zijn angstdromen nog steeds het geschreeuw van zijn bewakers. Om geestelijk overeind te blijven was hij in de Scheveningse gevangenis gedichten gaan schrijven; vijftien ervan verschenen in de bundel 'Het bloeiende steen' (1943) als deel 9 van de clandestiene 'Schildpadreeks' onder het pseudoniem W.S. Noordhout. Hij droeg de bundel op aan zijn broer Johan.
Als leraar geschiedenis in Wassenaar, krijgt hij in 1954 een werkbeurs en hij vertrekt voor drie jaar naar 1954 naar Nashville, Tennessee, om op Vanderbilt University colleges te volgen en onderzoek te doen. Van 1966 tot 1983 was hij hoogleraar Amerikaanse geschiedenis en cultuur aan de Rijksuniversiteit te Leiden.