Het lijkt wel dat leven, ouder worden, groeien, eigenlijk steeds weer neerkomt op verliezen, op iets verliezen, op iemand verliezen, op kwijtraken. Het enige dat het ‘verliezen’ kan stuiten, is het ‘geven’. Het verliezen loopt uiteindelijk uit op de dood. Het ‘geven’ brengt tot leven. Steeds meer verliezen, tot er ‘niets’ meer is.
Wat heb je me gegeven, wat heb je me onthouden, waardoor ik niet kon leven? Waardoor ik niet kon zijn die ik aan het worden was? Door niet te komen nabij mij, heeft mijn leven een dwalende gang en stijl gekregen. Door er niet te zijn, door er niet helemaal te zijn, tot en met je hart, tot en met je zachtheid heb je me niet geboren laten worden. Wat is zachtheid? Hoe werkt het? Hoe ‘is’ het? Hoe ‘voelt’ het?
Waarom kon je me niet in tederheid benaderen? Waarom kon je niet zacht zijn? Waarom het ‘onzachte’, het ‘agressieve’, terwijl ik niet verdedigend was of kon zijn..? Terwijl ik niet wist wat aanvallen was? Omdat ik kind was. Ik had je nodig om te kunnen leven, ik had je steun nodig. En je maakte me nóg zwakker dan ik al was. Nu zoek ik bij mensen het eeuwig erbarmen, dat jij me had mogen geven. En nóg kan ik het niet vinden, want jij bent onvervangbaar en onherhaalbaar.
Nu wacht ik op de wind die me uit de muziek toe waait, de muziek en het vuur die me herinneren aan wie ik ben, die me inprenten dat ik er ben en dat ik er zijn mag. Maar meestal grijpen de golven van het verdriet naar me en kan ik me nauwelijks in veiligheid brengen. Omdat ik jou zo eeuwig mis.
Heb nooit rust, omdat ik moet blijven lopen. Moet alsmaar verder, naar misschien wel nergens. De pijn drijft me verder, voort, alsmaar vóórt. Waarom drijft pijn? Omdat ik eruit wil? Au! Au! Waarom heb je mij verlaten?
Ik durf er bijna niet aan te denken, omdat ik me dan realiseer dat ik dood ben nog eer ik geleefd heb. Alsof ik er al die tijd niet geweest ben, alsof al die tijd verloren is. ‘Temps perdu’, verloren tijd. En tijd is het enige dat ik heb. En die vervulling heb je me onthouden.
En het klopt, ik heb altijd gevoeld dat ik niet gaf, dat ik alleen maar dolend nám. En dat ik niet heerlijk kon geven en brengen, en dus niet kon hechten, omdat er niemand was die ontvangen mocht. Er zijn maar weinig mensen die weten hoe heerlijk ik ben... kán zijn...
Enige houvast heb ik aan het ‘connected’ en aan het ‘komen’ dus. Het hechten zit in het ‘komen’ en in het ‘ontvangen’ worden. Zowel het ‘komen’ als het ‘ontvangen’ verandert een leven, bij de ‘komer’ en bij de ‘ontvanger’. En op dat veranderen komt het aan. Als je kómt, is het goed. Komen met alles wat je bent. Als je komt, dan bén je er. Je kunt niet er willen ‘zijn’ en niet ‘komen’. Dan maak je me pvd gek! Het enige dat je geeft is je ‘er zijn’, jezelf dus. En als ik me dat realiseer, dan vallen er weer veel stukje van de puzzel op hun plek. Het vaste punt is ‘ik’, mijn lichaam, hier en nu.
Wat ben ik onbegrijpelijk verdwaald geraakt en geweest door de afwezigheid van lijfelijke tederheid, door het gemis van handen die troostten, door het er-niet-zijn van een hart dat toegwend was. Dan heeft het leven geen begin en geen voortgang en eigenlijk niets.
Heel scherp merk je dat het werkelijke leven van de mens zich totaal niet voegt naar het redelijke denken. Op de werkelijke diepte van het leven heersen ‘wetten’, heerst ‘een taal’, die zijn eigen syntaxis heeft. Zijn eigen idioom ook. En het is heel erg behelpen met het denken, dat dan inderdaad iets moet zeggen over dat wat het denken overstijgt.
Een hele kunst
De kunst van het verliezen valt te leren;
veel dingen lijken zo vol vuur om weg te raken
dat hun verlies ons niet behoeft re deren
Verlies iets iedere dag. Leer accepteren
de verloren sleutelbos, het slecht bestede uur.
De kunst van verliezen valt te leren.
Beoefen dan het verder, meer en steeds sneller
kwijtraken van namen en van plaatsen, naar welk buur-
land je wilde reizen. Niets van dat alles zal je deren.
Ik verloor mijn moeders horloge. Nog minder te beheren!
Het laatste
of een na laatste van drie geliefde huizen staat te huur.
De kunst van het verliezen valt te leren.
Twee schitterende steden verdwenen. En meer en
groter streken, twee rivieren, een geliefde schuur.
Ik mis ze, maar het kan me niet meer deren.
Zelfs als ik jou verlies (je stem gekscherend, bezwerend
is dat geliefd gebaar) zal dit geen leugen zijn. Op den duur
valt de kunst van het verliezen best te leren
al lijkt het (Schrijf op dan!) dat het ons wel degelijk kan deren.
Elizabeth Bishop
Visioen
J.A. Dèr Mouw
1863-1919
Ik maak in gedachten vaak een bedevaart:
dan sta ik weer op de plek, die zomerdag,
waar ik door de Eikenlaan je komen zag;
als relikwie heb ik dat beeld bewaard:
uit zonnige bomen dropte op zonnige aard
overal neer de zonnige vinkenslag;
‘k zag op jouw goed gezicht die blijde lach
en dacht opeens: Ben ik die liefde waard?
En één ding weet ik: als jij dood mocht gaan,
zal het zijn, als stond ik weer in de Eikenlaan,
toen jij zou komen met jouw lief gezicht.
Dan wordt die zomerdag, zolang voorbij,
een visioen van toekomst, waarin jij
mij staat te wachten in onwerelds licht.
Jean Pierre Rawie - Moment
Soms hoor ik onverwacht weer achter
gewone woorden die je uit
een zoveel zuiverder en zachter
adembenemender geluid
dat ik opnieuw naar je moet kijken
of ik je nooit tevoren zag
Laat al die jaren maar verstrijken
zolang ik dit bewaren mag
kan jou en mij de tijd niet deren:
weer voor het eerst met je alleen
hoor ik de harmonie der sferen
door alle alledaagsheid heen
Uit: Wij hebben alles nog tegoed
Jean Pierre Rawie
Uitgegeven in 2002
door Bert Bakker