Foucault en Binswanger, die combi kende ik niet en moet hem goed bekijken. Vergeet niet de eerste keer dat ik de beroemde laatste woorden uit ‘Les mots et les choses’ las, over de voetstappen van de mens op het strand die weer werden uitgewist. Wel altijd een goed gevoel gehouden bij hem, niet begrepen. (Dit stukje tekst wordt weer een collage trouwens)
Ik kwam verder toen ik erachter kwam dat hij verder wilde gaan dan de psychoanalyse (kan ik nog niet zeggen, want ik ben nog niet eens ‘in’ de psychoanalyse, weet amper wat het is. P. wel). Michel Foucault (1926 - 1984) – en Ludwig Binswanger (1981 - 1966) dus ook – wilde ‘existentiële analyse’. Het boek van Binswanger ‘Grundformen’ was het eerste specimen van die kunst. En Foucault (en Sartre tot op zekere hoogte ook) wilden graag datzelfde spoor. Vergeet de naam van Emmy van Deurzen hier niet. Maar ik wil vooral in de buurt blijven van Foucault en Binswanger.
Foucault wordt met Lacan, Derrida en Lyotard gerekend tot de belangrijkste representanten van de stroming in Franse filosofie die de antisubjectfilosofie genoemd wordt. Deze filosofie is een reactie op het traditionele eenheidsdenken ook wel identiteitsfilosofie genoemd. De antisubjectfilosofie verwerpt het idee dat de individuele mens als grondslag kan dienen voor het filosofisch denken. Dat de mens de waarheid in pacht zou hebben of via de wetenschap zou kunnen krijgen, vinden zij een grenzeloze overschatting van de kwaliteiten die toegeschreven worden aan het feit dat mensen kunnen denken. Kortom het idee van de mens als subject van de geschiedenis vormt volgens hen een misvatting. De taal is in het werk van deze filosofen een belangrijk aanknopingspunt. De mens die er prat opgaat, dat hij spreekt, is in feite horig aan de orde die de taal sticht.
Even noteren, want mijn Frans is dus niet goed: ‘Dream and existence’, Michel Foucault and Ludwig Binswanger; edited by Keith Hoeller. Atlantic Highlands, N.J : Humanities Press, 1993.
‘Foucault's existential phenomenological outlook in the 50s, as they explicate mental illness or dreams as phenomena explicable only in terms of personal existence, of the meaning of the world constituted by individual subjects. The key factor is imagination, the creation of a world other than the present one: for mental illness, the lived world is dominated by terrifying images that lock the ill person in sick situations; in healthy people, the imaginary world can be realized artistically, and hence becomes an expression of the existence of the person. The key that produces mental illness is the blocking of expression by a warped social system that prevents some people from acting on their projects (blocks their desiring-production, in D/G terms). Therapy must consist in helping the person move their social situation to one that allows expression. In other words, Foucault has an essentially Marxist account of mental illness at this point.’
Dit stukje tekst sprak tot me, voelde ik wat bij. Heel herkenbaar. Verderop staat dit gewoon in een citaat.
Als eenheid van analyse neemt Foucault het vertoog ('discours'). Een vertoog is het geheel aan redenaties waarmee een onderwerp in een bepaald perspectief wordt gezet. Het vertoog wordt gevormd door de geschreven of gesproken teksten rond een onderwerp. In een vertoog schuilt veel macht op het punt van het aanmerken van wat 'normaal en abnormaal' genoemd wordt en het toewijzen van de machtsposities. Het voorbeeld van een vertoog dat Foucault in zijn latere werk beschrijft, is dat van de seksualiteit. De krachten die vertogen op hun plaats houden, worden door Foucault uitsluitingsmechanismen genoemd. Het idee van de uitsluitingsmechanismen vormt de vondst die het werk van Foucault zo treffend maakt. Op deze manier toont Foucault de keerzijde van de eigenschappen die een cultuur pleegt te belonen. Het feit dat men deskundig is of recht van spreken heeft, is niet gebaseerd op eenheid van kennis, maar op de macht te bepalen wat kennis is. In de werkelijkheid krijgt kennis zijn waarde bepaald in het vertoog, maar het wordt voorgesteld alsof het subject als denkend wezen deze kennis heeft 'ontdekt'. Zo eigent het subject zich een positie toe van uniciteit: in het subject komt zogenaamd alle denken en kennen samen.
Macht produceert ook positieve gestalten: samenhangende identiteiten. Een vertoog maakt het mogelijk dat individuen een gemeenschappelijke blik op en houding ten aanzien van de wereld, hun medemens en hun innerlijk leven hebben. In kritische zin betekent dit echter dat het moderne, autonome subject het product is van de menswetenschappen en microfysische machtswerkingen in plaats van de grondslag te zijn van het menswetenschappelijk weten.
In Les mots et les choses graaft hij echter nog diepere lagen in onze cultuur af: als een archeoloog van het weten opent hij zo het zicht op andere 'essenties' die door eerdere vertogen zijn geproduceerd. Achter ieder masker verschijnt weer een ander masker. En precies daarin openbaart zich het weerbarstige in Foucaults filosofie: er is geen ultieme waarheid meer. Want ondanks zijn radicale kritiek op de moderne mens opent hij niet het zicht op de 'echte' mens. Foucaults paradoxale 'waarheid' is dat iedere waarheid geproduceerd wordt in waarheidspraktijken. De waarheid wordt niet ontdekt, maar uitgevonden. Iets wat we alleen achteraf kunnen vaststellen. En het is dit inzicht waardoor hedendaagse individuen toch weer een beperkte autonomie toevalt: samen met anderen zijn we in staat in het besef van de principiële voorlopigheid ervan waarheden te praktiseren.
Ethiek van de zelfzorg (jaren'80): In de jaren tachtig worden subjectkritiek en machtsanalyse op een ervaringsniveau herdacht: wat betekent het voor de ethische opstelling van individuen en hoe werken reflectie en creatie daarin door? Foucault ontwikkelt vanuit een analyse van Griekse en Romeinse 'zelfpraktijken' in ‘Het gebruik van de lusten en De zorg voor zichzelf’ (1984) de gedachte van een bestaans-esthetica: een levensstijl waarin het kunstmatige gehalte van iedere definitieve zingeving wordt erkend en ethiek en esthetiek elkaar wederzijds bevruchten.
"In 1930, just three years after the publication of Heidegger's monumental philosophical work, Sein und Zeit, the Swiss psychiatrist Ludwig Binswanger published the first essay in a new discipline he called 'existential analysis'. This essay, 'Dream and Existence,' offered a radical alternative to Freud's own Interpretation of Dreams. In 1954, Michel Foucault, the famous author of Madness and Civilization (1961), published his first work, 'Dream, Imagination, and Existence,' a lengthy introduction to Binswanger's pioneering essay in existential psychiatry.
"Foucault's early essay on dreams, which has long been out of print and difficult to obtain, even in France, appears here in English for the very first time. Dream and Existence also includes the definitive translation of Binswanger's groundbreaking article. Together, these two essays by Foucault and Binswanger present a strong case for the relevance of the existential approach to dreams and for viewing the world of the dreamer in a new, existential light." from the back cover.
Contents: Keith Hoeller, "Editor's Forword"; Forrest Williams, "Translator's Preface"; Michel Foucault, "Dream, Imagination, and Existence" (translated by Forrest Williams); Ludwig Binswanger, "Dream and Existence" (translated by Jacob Needleman).
Originally published as Review of Existential Psychology and Psychiatry, 19:1 (1985).
Strictly speaking, this is not F's first work. Two major works of the 50s preceded it: a book entitled Mental Illness and Personality (1st ed, 1954) or Mental Illness and Psychology (2nd ed, 1962) and a long Introduction to the French translation of Binswanger's work of existential analysis, Traum und Existenz (1954). Both works betray Foucault's existential phenomenological outlook in the 50s, as they explicate mental illness or dreams as phenomena explicable only in terms of personal existence, of the meaning of the world constituted by individual subjects. The key factor is imagination, the creation of a world other than the present one: for mental illness, the lived world is dominated by terrifying images that lock the ill person in sick situations; in healthy people, the imaginary world can be realized artistically, and hence becomes an expression of the existence of the person. The key that produces mental illness is the blocking of expression by a warped social system that prevents some people from acting on their projects (blocks their desiring-production, in D/G terms). Therapy must consist in helping the person move their social situation to one that allows expression. In other words, Foucault has an essentially Marxist account of mental illness at this point.
There is a major shift between the first and second editions of Mental Illness ...: in the first, existential analysis is included (along with Freudian psychoanalysis and individualizing medical history) as "mythical explanations" that need to be replaced by Marxist categories. In the second edition (after MC), however, the Marxism is toned down, and the way is cleared for a historical analysis of the "experience of madness" of past ages: the project of MC. Thus F rewrote his early book to accommodate the first big breakthrough.