Donderdag 8 november 2007 - Bonhoeffer: 'Alsof God niet bestond...'

Ik word eentonig. Alweer Bonhoeffer. Gisteren heb ik trouwens drie oliebollen gekocht in de kraam van het winkel- centrum. Gisteren heb ik trouwens ook weer de afmeting van m’n eigen diepgang gevoeld: iets ingezien tot op de bodem, nee: gevóeld tot in het hart. Hoe minder je marchandeert met je gevoel of met je hart, hoe meer je één wordt, heb ik gemerkt. Verlos ons van de dubbelheid. Liever pijn dan dubbelheid. Draag de pijn, dat is eervol en waardig. Maar kruipen en jezelf versjacheren, dat is zó fout.

Bonhoeffer staat in de Lutherse traditie van de ‘theologia crucis’, de theologie waarin de posite en de gedachte van het kruis - van de werkelijkheid - in het middelpunt staat. Wat betekent dat? Is dat niet weer een vroom gereformeerd gepraat over ‘het kruis’, waar je ‘je zonden’ kwijtraakt. Jezus stierf voor mij, ik ben m’n zonde kwijt en Jezus zit ermee, holadiee, ik ben ‘vrij’? Nee, dat zou de infantiele verzoeningswereld zijn van een naief kind.

‘Theologia crucis’ tapt uit een heel ander vaatje. Hou je vast. De theologie van het kruis is hard. Hét uitgangspunt van de theologia crucis is dat je zegt wat er te zeggen is. Dat je niet heendraait om de feiten. Luther gebruikte daarvoor de uitdrukking: ‘theologia crucis dicit id quod res est’, de theoloog van het kruis zegt hoe de zaak er werkelijk voor staat. Als je over Luther schrijft, ga je al gauw Latijn praten! Excuus.

‘Quod res est’ betekent: zoals het is. Dat zeggen wij ook zo vaak tegen elkaar: ‘Es ist wie es ist’, ‘het is zoals het is’. Het is dus juist de liefde die alles wil zien en alles wil zeggen. Ik aarzel hier, omdat de liefde misschien niet alles ziet. Er is namelijk méér te zeggen. Maar goed, theologia crucis noemt de dingen bij de naam, is er wárs van om de dingen ‘mooier’ te maken dan ze 'zijn’. Ander belangrijk woord: ‘zijn’. Zoals het ís, nadruk op ‘is’.

En het ergste wat er is, dat is de pijn. Het moeilijkste te aanvaarden is de pijn. Die je niet kunt wegpoetsen, alleen maar uitstaan. Vreugde en geluk zijn met minder moeite te aanvaarden. Maar aan de pijn kun je zo intens lijden. De pijn dragen, dat is zuchten. En dat is niet erg. Pijn kún je (ver)dragen. ‘Why not be unhappy?’, vroeg Wittgenstein na de Tweede Wereldoorlog, toen hij oog in oog stond met de gapende eenzaamheid van zijn leven toen hij uit Guy’s Hospital in Londen weg moest, waar hij zo gelukkig gewerkt had.

Wat gaat er door jou heen als jij ziet dat een kind huilt? Echt huilt, als een kind lijdt? Wat gaat er door je heen als je je beste vriend pijn ziet hebben? Kun je dat aanzien zónder de drang tot handelen te voelen? Probeer je nou eens al het lijden en alle pijn in en om je heen voor ogen te krijgen – en bedenk je al die stemmen vanuit de diepte – al die mensen die roepen ‘de profundis’, ‘uit de diepte’ – en tot wie denk je dat al die stemmen gericht zijn? Aan wiens ‘adres’ zijn ze gericht? ‘Wie’ is degene die het meest gebukt gaat onder dat leed?

God. Gewoon: God. Ons verdriet, onze tranen, onze pijn zijn zijn kruis. Hij gaat eraan kapot dat ménsen zo lijden. Als ik lijd, lijdt God nog veel meer. Maar God lijdt dan ook tenminste, hij draagt het lijden en verzet zich er zo tegen. In de ruimte van het christendom, in het Rijk van God, wordt gezegd wat er geleden wordt. Er wordt ook gefeest, uitbundig zelfs. Maar de tranen kun je voor God niet verbergen. Dat is het beeld van het kruis. Theologia crucis. God, aan het kruis. ‘Der gekreuzigte Gott’ heette het boek van Jürgen Moltmann.

Hier zit het verschil met Zen. Zen zegt: ‘Mijd het lijden, maak het ongedaan!’ En dat is heel mooi en heel goed. Het christendom zegt: ‘Heb lief. Alleen zo kun je het lijden dragen, en zinvol dragen’. En vooral: hélp met dragen, draag ook het lijden van de ander, als je kunt. Neem geen genoegen met smoesjes, maar ga desnoods staan naast de ander of zelfs op de plááts van de ander.

Dat heeft Bonhoeffer gedaan, in navolging. Een paar uur voor de executie hield hij - op verzoek van de eveneens veroordeelde medegevangenen, waaronder niet-christenen! - een meditatie over Jes. 53, 5: ‘...door Zijn striemen is ons genezing geworden...’ (iemand anders heeft ook mijn pijn gedragen) en over 1 Petr. 1, 3: ‘...die ons naar Zijn grote barmhartigheid heeft doen wedergeboren worden, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden’. Probeer je eens vóór te stellen, hoe dat gegaan zou kunnen zijn. Kun je een situatie bedenken, waarin het lijden en de pijn nóg dominanter zijn. En dán, juist dán over God praten en tot Hem. Terwijl hij zó ontzettend gemist wordt. Kijk, dat is nou de christelijke vorm van lef hebben, ook van subliem pastoraat.

Dat is theologia crucis. Leven en lijden - en vreugde beleven - in de wereld, ‘etsi deus non daretur’, alsof God niet bestond.