Wat ik me gisteren afvroeg en waar ik naar ging zoeken bij Epictetus, vond ik vandaag bij Marcus Aurelius, in de Meditaties. 24. ‘Als je welgemoed en tevreden wilt leven, onderneem dan weinig,’ zegt de wijsgeer Democritus. Nog beter kan men zeggen, ‘Doe alleen wat nodig is; ofwel, doe wat de rede van een rechtgeaard burger noodzakelijk acht en alleen wanneer die rede erom vraagt.’ Want het stemt de geest tevreden, te kunnen zeggen: ‘Mijn daden zijn gering in tal, maar wat ik doe is welgedaan.’ Het merendeel van wat wij doen en zeggen is immers onnodig en indien ge er iets van zoudt nalaten, zoudt ge meer tijd en een grotere gemoedsrust hebben. Daarom moet ge u afvragen bij alles wat ge doet, ‘Is dit niet een van de dingen die onnodig zijn?’ Maar niet alleen ons handelen, ook ons denken moet bevrijd worden van wat onnodig is. Immers dan volgen er ook geen handelingen die niet ter zake doen.’
Doe geen onnodige dingen, doe weinig. Sommige Zenmeesters spreken van ‘Niets doen’. En daarmee ben ik dan weer helemaal terug bij het begin: Lao Tzu en zo. ‘Several chapters of the most important Taoist scripture, the Tao Te Ching, attributed to Laozi, allude to Wu Wei as "diminishing doing" or "diminishing will" as the key aspect of the sage's success. Taoist philosophy recognizes that the universe already works harmoniously according to its own ways; as man exerts his will against the world he disrupts the harmony that already exists. This is not to say that man should not exert will. Rather, it is how he acts in relation to the natural processes already extant that is critical.
Related translation from the Tao Te Ching by Priya Hemenway:
WU WEI
The Sage is occupied with the unspoken
and acts without effort.
Teaching without verbosity,
producing without possessing,
creating without regard to result,
claiming nothing,
the Sage has nothing to lose.
Wu Wei has also been translated as "creative quietude," or the art of letting-be. This does not mean a dulling of the mind; rather, it is an activity undertaken to perceive the Tao within all things and to conform oneself to its "way." Overigens niet alleen bij de Tao, ook bij Zen-meesters kom je dit fenomeen tegen.
Marcus Aurelius (121 - 180) was de geadopteerde zoon van keizer Pius en regeerde tot zijn dood in 180 n. Chr. zelf bijna twintig jaar als keizer. Hij schreef één boek, de Meditaties of Aan zichzelf, volgens critici geschreven te midden van de oorlog tegen de Parthen, toen hij zijn tijd beter had kunnen besteden aan het leiden van het leger. Als ‘bekeerde' stoïcijn had hij veel belangstelling voor de sociale problemen van de armen, slaven en gevangenen. Desondanks zette hij als keizer de vervolging van de groeiende christelijke bevolking voort, ongetwijfeld omdat hij de christenen als een bedreiging zag voor de Romeinse godsdienst en manier van leven, die gebaseerd was op verovering, polytheïsme en de vergoddelijking van gestorven keizers. Hij stierf tijdens een epidemie op het moment dat hij een campagne voorbereidde om het rijk naar het noorden uit te breiden.
Het belang van de Meditaties ligt in de praktische en aforistische stoïcijnse boodschap. Het boek bestaat uit een losjes samenhangende reeks gedachten over de stoïcijnse filosofie, maar is vooral ook een voorbeeld van een levende ethiek, van een leer die dichter bij religie dan filosofische speculatie staat. Het volgende voorbeeld is karakteristiek voor Marcus Aurelius: `Het geluk in je leven hangt af van de kwaliteit van je gedachten: wees dus op je hoede en zorg dat je geen ideeën hebt die niet passen bij deugd en een redelijke aard'.
Net als Seneca voor hem geloofde Marcus Aurelius dat een goddelijke voorzienigheid de mens rede had gegeven en dat hij de mogelijkheid bezat om een te zijn met het rationele doel van het universum. De stoïcijnse filosofie gaat in de eerste plaats over het leven in overeenstemming met de eigen natuur en de universele natuur, die misschien het beste kan worden begrepen in de betekenis die er door de taoïstische filosofen van het oosten aan wordt gegeven.
Eenvoudig leven en tevredenheid met het eigen lot gaan hand in hand met stoïcisme, maar er bestaat altijd het gevaar dat dit tot quiëtisme leidt. Het stoïcisme is als middel tot sociale controle de ideale ‘religie', hoe meer mensen accepteren dat de dingen goed zijn zoals ze zijn, hoe minder problemen ze voor de keizer zullen veroorzaken. Al is het onwaarschijnlijk dat Marcus Aurelius uit politieke overwegingen het stoïcisme aanhing - de Meditaties lijken oprecht - is het een factor in zijn filosofie die niet over het hoofd mag worden gezien.
De grondgedachte achter de stoïcijnse nadruk op het leven ‘in overeenstemming met de natuur' komt voort uit een bepaalde biologische visie. Volgens de stoïcijnen streven alle ‘bezielde wezens' (waartoe ze alles rekenden wat we nu `bewust leven' zouden noemen) naar zelfbehoud. Zelfbehoud doet een wezen zoeken naar dat wat in overeenstemming is met zijn natuur en passend voor zijn eigen wezen. De mens is begiftigd met rede en zoekt daarom niet alleen voedsel, warmte en beschutting, maar ook de dingen die goed zijn voor zijn intellect. Door de rede kunnen we met grotere trefzekerheid dat kiezen wat in overeenstemming is met onze ware natuur dan we met alleen een dierlijk instinct zouden kunnen.
In deze stoïcijnse opvatting staat het goede en passende voor het menselijke leven centraal. Voor veel denkers zal dat goede en passende gezondheid en rijkdom zijn, maar de stoïcijnen zeggen dat het ultieme goede te allen tijd goed moet zijn. Het is denkbaar dat rijkdom soms nadelig is voor iemand en zelfs gezondheid kan schadelijk zijn, bijvoorbeeld als ik mijn kracht gebruik om kwaad te doen. De stoïcijnen komen daarom tot de conclusie dat alleen deugd altijd het goede is. Deugd zelf is opgebouwd uit de gebruikelijke lijst van Grieks-Romeinse voortreffelijkheden: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid.
Marcus Aurelius (leerling van Epictetus) werd in 121 in Rome geboren als Marcus Annius Verus en was een neef van Faustina de Oudere. Na het vroegtijdig overlijden van zijn vader werd hij door zijn grootvader (ook M. Annius Verus) grootgebracht. Keizer Hadrianus leerde hem vroeg kennen en was onder de indruk van de jongeman.
Toen hij 15 was, arrangeerde Hadrianus een verloving tussen Marcus en de dochter van zijn adoptiefzoon en toekomstige opvolger, Aelius. Aelius stierf echter voortijdig en de plannen moesten worden gewijzigd. Hadrianus bepaalde in 138, korte tijd voor zijn dood, dat Marcus geadopteerd moest worden door Hadrianus' nieuwe opvolger, Antoninus Pius. Lucius Verus, de zoon van Aelius, moest ook geadopteerd worden.
Een jaar later, in 139 verwierf hij de titel Caesar, werd zijn verloving met de dochter van Aelius ontbonden en een verloving gearrangeerd met Faustina de Jongere, de dochter van zijn adoptiefvader. Het huwelijk vond plaats in 145. Zij kregen 13 kinderen waarvan meer dan de helft gedurende de kinderjaren stierf. Van hun zoons overleefde slechts één, Commodus, zijn kinderjaren. Tijdens zijn jeugd en ook later gedurende zijn keizerschap, dat meer dan 20 jaar duurde, besteedde Marcus Aurelius veel tijd aan de filosofiestudie. Hij was een aanhanger van de Stoïcijnse leer van Epictetus. Marcus werd opgeleid in filosofie door Apollonius van Chalchedon en in retorica door Fronto. Correspondentie tussen leerling en leermeester Fronto is overgeleverd en geeft een beeld van Marcus' opleiding.
Wat is nou eigenlijk echt werkelijk? Dat, wat verbonden is met handelen.