Zondag 12 augustus 2007 - Judith Herzberg / Hans-Georg Gadamer



















Bij een foto
(Judith Herzberg)

Zij hoort, het hoofd leeg,
wat hij weet over leven.
Zijn verhaal houdt zij heel
door het niet te sorteren.

Zijn woorden laat zij rustig binnen
zij komt uit de kalmte
de kalme kindertijd
haar begrip is innen.

Met de ernst ook van een kind
dat alles neemt; tegenslag, pijn
omdat het er nu eenmaal is
en zij met het begin begint
geen eindpunt nog in zicht.

Zijn verhaal houdt zij gaaf
door niets te herkennen, er
niets tegenover te stellen
dat lijkt en toch niet lijkt.

Eigenlijk ernstiger dan hij
met zijn schampere grapjes
over wat hij nauwelijks droefenis
en letsel durft noemen,
staat zij hem toe te lachen
en wacht tot hij gelachen heeft.
Hoofd leeg, moe, toegenegen.

De zin ‘... haar begrip is innen’ brengt me op gedachten. Innen doet me denken aan ‘innigheid’, vandaar. Wat hebben ‘innen’ en ‘innigheid’ etymologisch met elkaar te maken? ‘Innen’ lijkt me heel dicht te naderen tot de crux van de omgang van mensen met elkaar. ‘Verstaan’ ligt dicht bij ‘innen’. Vandaar dat het een kleine stap is naar de hermeneutiek van Hans-Georg Gadamer. Van hem wil ik een paar perspectieven doorgeven.
Zie je ook ergens de dynamiek van overgave en ontvangen in dit gedicht?
Merk je ook dat je hele aanwezigheid, je hele ‘zijn’ vereist is om de ander te ontvangen? Als je je niet echt geeft, kun je de ander ook niet ontvangen, lijkt het wel. Alles geven correspondeert met ‘alles ontvangen’, op je post blijven voor de ander. En je weet niet hoe dat moet, want je doet het elke keer voor het eerst. Of is het zo dat je een deel van je ‘zijn’ kunt reserveren, een ‘reservatio mentalis’, waar de ander niet komt? Benieuwd of Levinas dit ook gezien heeft.
Gadamer (op de foto is hij meer dan 100 jaar oud...): ‘Die Frage entspricht der offenen Struktur des hermeneutischen Bewusstseins. Sie hat einen Richtungssinn, der das Befragte in ein bestimmtes Licht rückt, weist jedoch trotzdem ins Offene. Die Antwort hat nur im Sinne der Frage Sinn. Die Frage erfordert das Wissen des Nichtwissens. Bestimmtes Nichtwissen führt zu einer bestimmten Frage. Das wesentliche eines Einfalls ist nicht das Einfallen der Lösung eines Problems, sondern der Einfall einer bestimmten offenen Frage.’
De laatste vier zinnen komen bij het thema van de omgang met de ander: het ‘weten’ houdt daar op. Ik snap ook niet waarom het zo is, maar het is gewoon zo. Elke keer dat ik Levinas lees, fascineert het me hoe hij dat ‘niet weten’, dat adembenemende avontuur van de gang naar de ander inbouwt in zijn schrijven. Het werkt niet om mijn eigen schema’s gereed te houden om de ander in (op) te vangen. Ontmoeten betekent om te beginnen: niet weten, net zo naakt en ontheemd zijn als de ander. En dus vragen, en dus openheid, en dus verwachting en dus on-eindigheid.
En bereidheid om vooroordelen onder ogen te zien – als het lukt: ‘Die Unterscheidung, die Gadamer macht, ist zwischen “den wahren Vorurteilen, unter denen wir verstehen” und “den falschen, unter denen wir missverstehen”. (WM, 304)
Het Griekse woord "σχήμα" (schema) wijst in de belangrijke richting. Een schema is in het algemeen een specifiek, goed gedocumenteerd, en consistent plan. Het woord schema stamt van het Grieks "σχήμα", wat betekent ‘vorm’ of meer algemeen ‘plan’. In 1 Kor. 7, 31 heet het ‘het uiterlijk van deze wereld’, ‘de gedaante dezer wereld’ (SV). Goethe heeft gezegd: ‘Es hört doch jeder nur, was er versteht’. Als je de ander vastlegt in jouw "σχήμα", dan ben je verloren - en de ander trouwens ook. Dan breekt niet de dimensie van de 'oneindigheid' door, die volgens Levinas een spoor is van God, niet meer én niet minder. In de ontmoeting liggen dus de kansen van je leven. Dat realiseer je je niet altijd, helaas. (Ik moet dus weer over Levinas gaan schrijven).
Nogmaals: zie je ook ergens de dynamiek van overgave en ontvangen in dit gedicht? Ik denk in de woorden, die iets zeggen over de luisterhouding van de vrouw:
‘Met de ernst ook van een kind
dat alles neemt; tegenslag, pijn
omdat het er nu eenmaal is
en zij met het begin begint
geen eindpunt nog in zicht.’
En ook in de woorden:
‘Eigenlijk ernstiger dan hij
...
staat zij hem toe te lachen
en wacht tot hij gelachen heeft.
Hoofd leeg, moe, toegenegen.’
Ze ‘neemt’ alles. Dat doet denken aan de woorden van Paulus over de liefde, die alles ‘verdraagt’. Zij tilt zwaarder dan hij: zij is ernstiger en zij wacht en als hij klaar is met vertellen, dan is háár hoofd leeg, moe en toegenegen. In dat laatste woord zit weer veel: ze neigt zich naar hem, ze komt dichterbij. En dat komt in de buurt van het wonder van de communicatie: het naderen tot de ander, nooit is er éénwording. Maar juist het naderen, het neigen is zo essentiëel.