Dame Iris Murdoch (1919 - 1999) won in 1978 de Booker Prize met haar roman ‘The sea, the sea’, vertaald als ‘De zee, de zee’.
Het verhaal is simpel: Charles Arrowby - regisseur, toneelschrijver en -acteur - trekt zich na zijn wervelende Londense leven terug aan de kust. Daar wil hij in eenzaamheid zijn tijd doorbrengen, maar die eenzaamheid lijkt hij niet aan te kunnen. Hij gaat zijn 'belevenissen' opschrijven in een dagboek dat hij opdraagt aan 'Clement' - de vrouw die hem groot heeft gemaakt. Hij herinnert zich een jeugdliefde, zijn eerste liefde, Mary Hartley Smith. Deze liefde heeft hij dusdanig geïdealiseerd dat het hem heeft verhinderd een echte diepe relatie met een andere vrouw aan te gaan. Daarom is hij nooit getrouwd. Toevalligerwijze ontmoet hij deze vrouw opnieuw in een dorp in de buurt en zijn liefde vlamt puberaal en overweldigend op. Zo wil hij zijn eenzaamheid en ongeluk opheffen. Maar zij wil Charles niet. Hij echter weigert zich te laten afwijzen en houdt haar zelfs in zijn huis gevangen.
Tegelijkertijd 'landt' er een jonge man, die de 'verloren zoon' blijkt te zijn van Mary Hartley en haar echtgenoot. Vrienden, allemaal vrouwen en mannen met wie hij in het Londense leven gecompliceerde verhoudingen heeft gehad, komen hem bezoeken in zijn huisje aan de zee: Arrowby wil omringd zijn met ‘zijn’ mensen, zónder zich te binden. James, zijn geheimzinnige neef waar hij van jongsaf aan een strijd mee heeft gevoerd, arriveert eveneens voor een logeerpartij. Arrowby wordt geconfronteerd met zijn hele verleden, zowel letterlijk als figuurlijk. Zijn huis en zijn hoofd zitten propvol. De situatie loopt volledig uit de hand. De mensen zijn onvoorspelbaar. En Arrowby leeft daar tussendoor met zijn obsessies en fantasieën. Tegen de tijd dat hij grip krijgt op de werkelijkheid is hij 'much wiser and sadder', omdat hij ontdekt dat hij zijn leven op een leugen gebouwd heeft: egoïsme. De tegenspeler van Arrowby is niet de onbereikbare vrouw, maar de oneindige zee, die hem mentaal ontwortelt.
Het egoïsme dat in ‘The Sea’ een tragische rol speelt is de tegenhanger van het andere grote thema van Murdoch: de liefde. In een dagboekaantekening van 9 juli 1976 schrijft ze: “Like Socrates, perhaps, love is the only subject on which I am really expert”. Murdoch was hoogleraar filosofie in Oxford en onderwijl schreef ze 26 literaire werken: filosofie en kunst gingen samen bij haar. Tussen die beide interessegebieden bestond voor haar een verbinding: ‘Love, and so art and morals, is the discovery of reality’.
Murdoch zegt dat alleen liefde het egoisme kan overwinnen. Sterker, die twee zijn absolute tegenpolen. Alleen de mens die zichzelf verliezen kan in liefhebben, komt tot zijn bestemming. ‘I have used the word 'attention' to express the idea of a just and loving gaze directed upon an individual reality’, schrijft ze ergens. ‘Attention is rewarded by knowledge of reality’. Liefde heeft dus voor haar te maken met kijken en zien, ‘erkennen’.
Niet denken (ofwel fantaseren, wat wij vaak denken noemen...) aan de ander, over de ander, ook niet genieten van de ander (die immers geen gebakje is...), maar de ander ‘kennen’, dat wil zeggen: zijn/haar lijden dragen en verdragen. Ik ben weer dicht bij Levinas en de bijbel. Wie lijdt, is dicht bij de waarheid. Wie lijdt, vergist zich niet. Het diepste in de werkelijkheid van mijn en jouw leven is immers het lijden. De diepste en echtste liefde deinst niet terug voor het lijden, richt zich zelfs op het lijden. Wie mij kent in mijn lijden, die is mij het meest nabij. Denk aan God...
In een verzameling essays schrijft ze: ‘Art and morals are, with certain provisos, one. Their essence is the same. The essence of both of them is love. Love is the perception of individuals. Love is the extremely difficult realization that something other than oneself is real. Love, and so art and morals, is the discovery of reality.’ (Murdoch, Existentialists and Mystics, s. 215.). De andere mens neemt in jouw leven een bijzondere plaats in, zegt Murdoch: ‘Others are, to an extent we never cease discovering, different from ourselves’ (‘The Sublime and the Good,’ 52). Je begint met de ander te ontdekken, en dat moet je ook, maar de ontdekking is nooit verleden tijd, is nooit klaar. De omgang met de ander is dus helemaal niet leuk eigenlijk, is keihard werken, kan zelfs tragisch worden (Arrowby!) en ook mislukken. Maar het blijkt dat het eeuwige verlangen naar de ander niet sterft, hoe angstaanjagend de weg tot de ander ook is. De ander is – net als God – ‘mysterium tremendum et fascinosum’, een mysterie dat tegelijkertijd angst aanjaagt en boeit.
De harde kern van haar inzicht haal ik nog een keer naar voren: ‘Love is the extremely difficult realization that something other than oneself is real’.
Wie zich verdiept in de biografie van Murdoch zal zien hoe ze in allerlei amoureuze geschiedenissen zelf geworsteld heeft met haar eigen ontdekking. Op het einde van haar leven ging Iris lijden aan de ziekte van Alzheimer. Haar partner John Bayley klaagde hoe zij hem steeds meer ontglipte, hoe ze steeds verder weg dreef.
Tussen alles door had Murdoch een belangrijke boodschap: zorg dat je ‘the veil of selfish consciousness’, de waan van je zelfzuchtig leven kwijtraakt.