'But I could say everything's allright. And I could pretend and say 'Goodbye'. But that would be lying...' zingt Phil Collins.
Zonde is iets doen wat niet bij jou past, en dus niet bij Jezus en dus niet bij God en dus niet bij de anderen. En zoiets gebeurt maar zo. Even weg bij jezelf, even in beslag genomen door van alles en nog wat. En hup, weg ben je bij jezelf. En als niemand tegen je zegt: ‘Hé, kijk eens wat je doet! Ben jij dat zelf?’ dan drijf je steeds verder weg bij jezelf. Tot je je eigen gezicht vergeten bent.
Je vergeet hoe het is om zelf te voelen, om te tintelen. Je leeft steeds geroutineerder met de blik van de anderen. En als je dan ’s avonds in je mandje tuimelt, dan schrik je van je eenzaamheid. ‘Heb ik dat gedaan?’. Ontevreden val je in slaap en in onvrede word je wakker. Opziend tegen de dag van vandaag.
En dan begint het hele gedoe van voren af aan.
Vrijdagavond en zaterdag is het Grote Verzoendag in de Joodse traditie. De hebreeuwse naam voor de dag is ‘Jom Kippoer’. Het woord ‘kippoer’ vertalen wij als ‘verzoening’. Het hebreeuwse werkwoord kpr betekent: bedekken, wegstoppen, eigenlijk verstoppen, onvindbaar maken. Het woord voor verzoening in het Nieuwe Testament is ‘Katallage’ en in dat woord ligt de gedachte van ‘tot elkaar komen’, ‘weer bij elkaar zijn’.
Ik laat nu toch maar een naam vallen die ik eigenlijk niet wil noemen, omdat hij me zo dierbaar is: Franz Rosenzweig, Joods denker die leefde van 1886 tot 1926. (Links een tekening van Rosenzweig (linkerkant) en zijn onafscheidelijke vriend Martin Buber(rechterkant)). In zijn weergaloze boek ‘Der Stern der Erlösung’ legt hij de essentie uit van het bijbels geloof in God. Eén van de onvergetelijke stukjes uit dat boek gaat over Grote Verzoendag. Hij legt daar uit dat er twee soorten zonden zijn (zie mijn inleidende opmerking!): missers ten opzichte van elkaar en missers tegenover God. Voordat je mag meedoen aan de grote Verzoendag moet je eerst zorgen dat de dingen recht liggen met de anderen. Die ‘zonden’ moet je niet meenemen de Grote Verzoendag in. Op die dag gaat het om de missers ten opzichte van God.
God? Als je eerlijk bent, weet je dat je van ‘God’ zo vaak niks voelt of weet. Je babbelt soms aardig over ‘God’, in de kerk, of tegen je kinderen, of tegen wie dan ook. Maar als ik vraag aan jou: ‘Waar héb je het eigenlijk over?!’ dan kom je in het nauw. Als ik maar aanhoudend vraag wat je bedoelt, dan wordt het langzaam zwart rond het woord 'God'. Het kan ook gebeuren dat je vroeger bent opgezadeld met allerlei gepraat over ‘God’, waardoor zich weet ik welk idee heeft gevormd in je hoofd. God, met de witte baard op de wolk. God, de alziener. God, die je opwacht als je doodgaat en dan het oordeel... Dat soort verhalen. En daar krijg je altijd alleen maar last mee.
Rosenzweig zegt: hou maar op met die verhalen, vergeet ze maar. Geef maar toe dat je van God niets weet, wéét. Een zonde ten opzichte van God is dat je iets over Hem ‘weet’. Als je denkt dat je het met God redt door iets te 'weten', dan wordt het niks tussen jullie. Alleen maar 'weten' is ongepast en niet nuttig. Het brengt je in ieder geval niet tot God. Wat brengt je dan wel tot Hem? Allereerst deze bekentenis: ‘Ik weet het niet, ik weet zoveel dingen niet, ik begrijp zoveel dingen niet, het leven en U brengen me in verwarring.’ En dan verder: hier staat de ander, die mijn leven doorkruist, dat is voorlopig het enige wat ik besef. 'God' en 'de ander', dat zijn de hoofdrolspelers (en jij natuurlijk!).
Zó sta je op Grote Verzoendag, voor God, die je niet ziet. Rosenzweig doet de ontroerende constatering dat je als ‘wetend’ mens vaak met goede moed begint aan je leven, maar dat je ook vaak eindigt als ‘wenend’ mens. En die gang van ‘weten’ naar ‘wenen’, daarover gaat de vergeving. Je weet wat er met je gebeurt als je echt huilt, als je echt verdriet hebt. Dan knapt er iets van binnen, dan laat je van alles los. Eigenlijk ontspan je, je laat tranen en emoties de vrije loop. En dat is precies de bedoeling, ook van de Jom Kippoer: ‘Je krijgt de vrije loop weer terug’.
En God is niet afwezig, omdat jij eigenlijk niet snapt wie Hij is. Op de verzoendag kom je daar juist eerlijk mee voor de draad. Met God ben je dus eigenlijk altijd alleen, aan jezelf overgelaten. Niemand en niets zit ertussen. Uitvluchten helpen niet, alleen maar eerlijkheid. Zo is het ook met een ander mens van wie je echt houdt. Daar zit niemand tussen. Ik zie alleen maar jouw ogen, in de diepte van jouw bestaan zink ik weg en kom ik weer boven. Als er iemand anders is voor jou, dan zie ik dat direct en altijd aan je ogen. Zo is het ook met God: het is altijd Hij en ik, op duizend manieren kom ik Hem tegen.
O ja? En je wist niks van God! Klopt, maar één ding weet ik wél: Hij is heel discreet, bescheiden. Soms zeggen mensen dat God 'ver weg' is. Klopt, denk ik. Hij valt je niet lastig. Je kunt altijd je eigen gang gaan. Pas als jij stil wordt, kun je Zijn stilte vernemen. Hij is de stilte die ik tegenkom als ik op mijn echtheid getest wordt. Dan ben ik alleen met Hem, of Hij met mij. En dan wordt het stil: niks geen oordeel, niks geen ‘preken’, niks geen ‘verwijten’. Alleen maar stilte, Hij wacht. Waarop? Tot ik ga spreken, tot ik eindelijk de moed vat om te zijn die ik ben. Hij maakt met zijn stilte ruimte voor mij, Hij breekt alle herrie en alle onechtheid om mij heen wég. Hij is de stilte die alles voor mij stil maakt, zodat ik kan en mag zijn, léven. En ja, zó’n houding, hoe noem je die? Rosenweig zegt: ‘Zo heeft God lief’. En zo kun jij je als mens láten liefhebben door Hem en zó kun jij de andere mens tegenover je liefhebben: door ruimte te maken, door te luisteren, door leeg te worden.
En het aparte van ‘God’ is dat Hij ‘eeuwig’ liefheeft, zegt Rosenzweig. Hij kán niet anders dan zo ‘zijn’, in die stilte, die stilte verdwijnt nooit. Denk aan het verhaal van Elia: niks aardbeving, niks vuur, maar wel in het suizen van de zachte koelte. Het mooie zinnetje van Rosenzweig: ‘Der Gott, der den Menschen liebt vor seiner Sünde wie nachher,’ Hij houdt net zoveel van je ná de zonde als ervoor (lees de inleidende opmerking over zonde!). En zo kun je ook als mens de ander liefhebben.
Heel die dramatiek van zonde en verzoening hoor ik terug in het nummer ‘Can’t stop loving you...’ van Phil Collins. De tekst van dat nummer kun je goed toepassen op je verhouding met ‘God’, met de stilte die niet ophoudt je te roepen, en op je verhouding met de anderen. Steeds wacht ik op je, steeds opnieuw zie ik uit naar jou, ik ken je nooit genoeg. Ik wil niet eens iets weten, ik wil alleen maar met je ‘zijn’, ik kan niet ophouden jou lief te hebben, het einde is zoek...
Jawel, weer op YouTube.
Tekst van ‘Can’t stop loving you’ van Phil Collins:
So you’re leaving
In the morning
On the early train
But I could say everything's allright
And I could pretend and say goodbye
Got your ticket
Got your suitcase
Got your leaving smile
Oh, I could say that's the way it goes
And I could pretend and you won't know
That I was lying
Because I can't stop loving you
No, I ca'lt stop loving you
No, I won't stop loving you
Why should i
We took a taxi
To the station
Not a word was said
And I saw you walk across the road
For maybe the last time, I dont know
Feeling humble
Heard a rumble
On the railway track
And when I hear the whistle blow
I walk away and you won't know
That ill be crying
Because I can't stop loving you
No, I can't stop loving you
No, I won't stop loving you
Why should i
Even try
I'll always be here by your side (why why why)
I never wanted to say goodbye
Im always here if you change, change your mind
So your leaving
In the morning
On the early train
But I could say everything's allright
And I could pretend and say goodbye
But that would be lying,
Because I can’t stop loving you
(can’t stop loving you)
No, I can’t stop loving you
(I won’t stop loving you)
No, I won’t stop loving you
Why should I even try
Because I can’t stop loving you
(can’t stop loving you)
No, I can’t stop loving you
(that’s all I can do)
No, I won’t stop loving you
Why should i
(why should I)
Why should i
(tell me why)
Why should I even try