Het belangrijke van ‘vragen’ ligt volgens Gadamer in ‘openheid’, vragen naar openheid en vragen vanuit openheid. Dat wijst me in twee richtingen: naar een tekst van H.C. Rümke, de psychiater van de oude Utrechtse school, en naar de Zen-term ‘Sunyata’, leegheid, die ook ‘openheid’ inhoudt. Ik denk dat wat Rümke (1893 - 1967) schreef over ‘openen en sluiten’ veel te maken heeft wat Zen met ‘leegte’, ‘ruimte’ wil aangeven. Waar Rümke wel bij stilstaat, maar Zen veel minder expliciet: wat betekent het in de relatie met de andere mens? Toch dekken de twee begrippen elkaar niet. Het element van ‘ontspanning’ hebben ze wel gemeen, denk ik.
Leegte en volheid. Het lijkt zó tegenover elkaar te staan. Het Oosten spreekt over leegte. Het Oosten heeft de neiging te zeggen wat het niet is. Die uiteindelijke grond die bloot komt te liggen als je onbevangen bent, als je naakt bent, niet meer belast met alle vroegere ervaringen die gestold zijn, als je helemaal open bent, hier en nu, wat je dan ervaart: Leegte.
Leegte is niet vinden.
De leegte ligt niet in het verlengde van iets.
Geen verzonnen leegte, maar jouw leegte. Alles is leeg.
Alle ervaringen komen en gaan.
Er is enkel wat is.
In het leven van mensen komt zoiets voor als het verschijnsel ‘openheid’. In een opstel van de psychiater prof. dr. H.C. Rümke maakt hij melding van ‘zich openen en sluiten’. Het normale leven voltrekt zich volgens Rümke in verschillende configuraties van openheid en geslotenheid. Het leven is zelfs als zodanig een voortdurend zich openen en sluiten. In bepaalde toestanden wordt dit in extremo manifest: in de zwaarste vormen van schizofrenie ligt het lichaam in onstilbare angst schrijnend open, in diepe vormen van melancholie en depressie heerst de doffe beleving van de grootste ‘dichtheid’.
Openheid raakt aan ontplooiing van het leven.
Rümke zelf:
‘Geluksgevoel is niet mogelijk zonder openheid. Het gehalte van het geluksgevoel wordt mede bepaald door vroeger meegemaakt leed. Geluk en lijden schijnen in ene gegeven. Het is opmerkelijk dat de hunkering naar openheid door veel mensen gekend wordt als een opperste verlangen. Dit is van het beleven der geslotenheid uit. Voor open gaan schijnt nodig dat iets in het zelf gebroken wordt. Open zijn is in het normale steeds een tijdelijke toestand. ...een geboren worden, een bevrijd worden uit het geslotene.
Analyse heft verdringingen op. Wat afgesloten was, wordt bevrijd. Bepaalde regionen van het zieleleven kunnen plotseling opengaan.
Zich openen en sluiten in het tussenmenselijk contact
Ik heb wel gedacht: zich openen verbindt, zich sluiten scheidt mensen. Dit is slechts zeer ten dele waar. Ook in het tussenmenselijk contact kan te grote openheid verschrikken, te ver opengaan voor de ander de ander zich doen sluiten. Het gaat om uiterst fijne schakeringen. De geslotene met iets als een belofte van opengaan – een glimlach kan die belofte geven – kan soms eerder het opengaan van de ander bevorderen, dan grotere openheid. Men zegt: liefde doet de geslotene zich ontsluiten. Het kan, maar even goed is mogelijk dat hij of zij, de inbreuk van de ander vrezend, zich voor de ander afsluit als voor een inbreker.
In de waarlijke ‘ontmoeting’ is er een reciprook bijna gelijktijdig zich openen en sluiten. Mensen, die elkaar goed kennen, reageren op de kleinste schakeringen in elkaars open- en dichtgaan. Zoals in een gesprek de affectiviteit mee moduleert met de affectiviteit van de ander, zo is in het werkelijke gesprek een ingesteld zijn op elkaars zich openen en sluiten, een nauwelijks bewuste behoedzaamheid voor elkaars opengaan en daardoor wellicht kwetsbaarder worden. Een te ver opengaan dat niet wordt beantwoord kan de intimiteit breken. In de erotiek komt het tot uitersten: het volkomen wederzijds opengaan aan de ene kant. Deze uitersten komen alleen voor als mensen als geheel in de erotiek betrokken wensen te zijn. Er kan een afgeslotenheid bestaan, die daardoor als het ware geïsoleerde erotiek mogelijk maakt. Het voltrekt zich dan met gesloten deuren naar de innerlijkheid. Van groot belang in het tussenmenselijk contact is het tempo van het zich openen en sluiten. De ene gaat langzamer open of sluit zich langzamer, juist voor het subtiele spel van het zich wederzijds openen en sluiten is het kennen van elkaars tempo van groot belang. Een te snel opengaan kan verschrikken, een te langzaam reageren op elkaars innerlijke toestand kan alle intimiteit verstoren.
Zich openen en sluiten voltrekt zich, het gebeurt
Men kan hopen open te zijn voor een ander mens. Het mysterie van de genade. De menselijke overgave – ook de meest optimale – is nooit een geheel opengaan.
Het probleem van de relatie tussen activiteit en passiviteit
Men kan het opengaan niet willen. Het verschil tussen opengaan om iets uit mij te doen komen of om iets in mij op te nemen. Opengaan van diepere vormen van ‘zijn’.
Het gehele leven is een zich openen en sluiten
Het eerste opengaan is het opengaan bij de geboorte, in de dood zijn wij voorgoed gesloten. Periodes van het opengaan van gebieden van het leven, soms pogingen om tot een nieuwe openheid te geraken.’
Tot zover Rümke.
Sunyata = Freiheit, Offenheit, Weite, Leere.
Rawson states that: "[o]ne potent metaphor for the Void, often used in Tibetan art, is the sky. As the sky is the emptiness that offers clouds to our perception, so the Void is the 'space' in which objects appear to us in response to our attachments and longings." The Japanese use of the Chinese character signifying Shunyata is also used to connote sky or air.
Sunyata [Skrt., Pali: Sunnata] »Leerheit«, »Offenheit«. Grundbegriff des Mahayana, aber auch schon im Pali-Kanon enthalten. Die Leerheit ist weder ein Nichts noch eine allumfassende Substanz. Sie räumt, wie ein Spiegel, allen Erscheinungen ihren Raum ein, ohne selbst zu erscheinen. Die Leerheit bietet keinen Haltepunkt, sie widersetzt sich aber auch keiner Erscheinung (bodhicitta). Die Leerheit ist Leerheit an Bedeutung; d. h. Bedeutung hat keine Bedeutung. Deshalb übersteigt Leerheit jede Bedeutung, allen Sinn. Formal ist sunyata mit dem Prozeß der Bedingten Entstehung identisch: Weil alles bedingt ist, gibt es keine s. Substanz, alle Formen sind leer (Herz-Sutra).