Dinsdag 24 juli 2007 - Lacan

De franse psychiater Jacques Lacan (1901 – 1981) schrijft ergens: ‘Als ik denk, dan ben ik niet echt. En waar ik niet denk, daar ben ik pas echt’. (Met deze omkering maakt Lacan natuurlijk de kachel aan met de eerbiedwaardige Descartes en zijn fameuze uitspraak 'Ik denk, dus ik ben'). Er kunnen zoveel woorden door je hoofd suizen, dat je niet meer aan rustig leven toekomt. Soms wordt het maar niet stil in je hoofd. Je zou soms willen dat er een soort stop zit, net als in een badkuip. Je trekt de stop eruit, en slurp, slurp – leeg is de kuip en wég is het gedoe. Alleen maar stil en rustig en vooral woordeloos eenvoudig zijn.
Ging het maar zo makkelijk.
Sinds ongeveer de 5e eeuw speelt het begrip ‘leeg’ een belangrijke rol in het Zenboeddhisme. Links de afbeelding voor Zen, het symbool van de leegte om vol te kunnen lopen. Paradox. Leeg zijn van zelfgebrouwen dingen in je hoofd om je te kunnen laten vullen door het leven. Ontvangen, niet grijpen. Niet wroeten in gisteren of in morgen, maar alleen maar leven in ‘hier en nu’. Alleen maar gewoon ‘zijn’, eigenlijk. Meer niet. Minder ook niet. Zen lijkt niet anders te zijn dan het kunnen leven alléén in 'hier en nu'. En dat is dus heel moeilijk. Probeer het maar eens en voel maar hoe eng dat aanvankelijk is. En waarom is dat nou zo eng? Doet het maar eens. Ga ergens rustig zitten (lopen mag ook...), doe je ogen dicht en zit alleen maar. Nergens aan denken, ontspannen. Er komen hordes gedachten, allemaal laten passeren, niet vasthouden. Alleen maar 'zijn'.
Zowel voor Lacan als voor Zen is opmerkzaamheid een belangrijke opgave. Let op je adem, let op je lopen, let op het moment van nu – ‘hier en nu’. Maak jezelf leeg van de herrie in je leven en word beschikbaar voor wie of wat zich ook maar aandient.
Heel mooi beschrijft de in Nederland wonende Zuid-afrikaanse dichteres Elisabeth Eijbers (1915) deze eenvoudige stemming van ‘leegte’ in het gedicht ‘Uitsig op die kade’:

Nouliks vertolkbaar wat hulle my vertel,
spreeus, eksters, meeue, eende, kraaie, al
die ywerige dagloners van die wal,
die reier so afgetrokke opgestel.

Ek mis myself steeds minder. Ek bedoel:
as steeds meer buitendinge my gaan boei
dan sintels van inwendige gevoel
tintel dit of ek selfafstotend groei.

Vermindering neem waarneembaar toe. Ek hoop
om te voldoen aan omgekeerde bloei
en leeg genoeg te loop om vol te loop
met wat vanuit hierbuite binnevloei.