Maandag 5 november 2007 – Paul Virilio: 'Haast en leegte...'

Eindelijk is het me gelukt om Virilio te voelen. Ik had hem al wel gelezen, maar gisteren in de kerk heb ik hem gevoeld. De voorganger van de BGAmersfoort haalde in zijn toespraak het boek van Joep Schrijvers aan. En toen had ik ‘em ineens door, die Virilio (1932). Filosoof en wetenschapper. Voornaamste wapenfeit: ‘Dromologie’. Dromos is het griekse woord voor ‘snelheid’. Hij heeft dus gesnapt dat haast en snelheid het kenmerk is van de moderne cultuur, vooral van de mediacultuur. En wat doet dat gegeven met je? vraagt hij zich af. Vooral in de oorlog en in de economie is snelheid het doorslaggevende criterium. Wie het eerst komt, maalt het eerst. Wie het snelst iets weet of iets kan, die is de baas. En nog veel meer interessante analyses.

Lees het onderstaande artikel van hem maar eens. Het heet ‘Heaven’s Gate, het opgeven van het lichaam in de polaire inertie'. Vertaling uit: Frankfurter Rundschau, 1997. In de tekst noemt Virilio een mooi citaat van Kafka. Die had het namelijk ook allang gezien.

'Men heeft de indruk, dat de oorlogsjaren geen echte jaren zijn, maar dat ze horen bij een nachtmerrie die de werkelijkheid even buiten spel heeft gezet', schreef Agatha Christie eens. Vandaag de dag hebben we geen oorlogen meer nodig om de werkelijkheid uit te schakelen. Vliegtuigongelukken, treinontsporingen, explosies, smeltende kernreactoren, luchtvervuiling, strandende tankers, broeikaseffect, zure regen...... Minimata, Tsjernobil, Seveso, etc.
Tijdens de atomaire afschrikking zijn we min of meer aan deze nachtmerrie gewend geraakt en dankzij de live-televisie is het langzame afsterven van onze planeet Aarde net zo alledaags geworden als de ene exclusieve reportage na de andere. Toen de shock permanent geworden was, volstonden we ermee de catastrofen bij te houden en de ongelukkige slachtoffers van onze wetenschappelijke fouten en industriële ongevallen te tellen.
Maar dat was nog helemaal niets vergeleken bij de fase, die daar kort op volgde, die van de ontwerkelijking van de materiële wereld. Tot nu toe hebben we geweigerd om aandacht te schenken aan die ongevallen, die niet veroorzaakt worden door falen en dergelijke, maar juist door de topprestaties van de wetenschap en de industrie. Ik denk hierbij aan de triomfen, die in deze kritische tijd behaald zijn door de beeld- en communicatietechnieken. Er wordt wel eens beweerd, dat de psychologie geen problemen oplost, maar ze alleen maar verplaatst.

Hetzelfde zouden we kunnen zeggen van de technische en de industriële vooruitgang. Toen de Gutenberg-Galaxie zich er op voor liet staan dat zij iedereen toegang zou verschaffen tot het geschreven woord, kon men ook vaststellen, dat zij tegelijkertijd hele volkeren van doofstommen voortbracht. Omdat de industriële druktechnieken de gewoonte instelden om stilzwijgend en in afzondering te lezen, werkte ze eraan mee, dat de mensen hun relatie met de mondelinge overlevering verloren. Daartoe behoorde ook het luidkeels en meerstemmig lezen, wat een compensatie was voor de schaarste van de manuscripten.
Zo veroorzaakte de boekdrukkunst een verarming van de taal, niet alleen voor wat betreft de sociale vorm, de redekunst, maar ook voor wat betreft de ruimtelijke vorm, de benadrukkingen, de prosonie. Eerst ging de volkse dichtkunst eraan omdat ze geen lucht meer kreeg en om vervolgens te sterven in het academisch vertoog en de slogans van de reclame.
Als we verder gaan met het opsommen van wat we verliezen aan zintuiglijke indrukken onder invloed van de technologische en industriële verspillingen van ons waarnemingsvermogen, dan kunnen we naar willekeur opsommen wat we geofferd hebben aan het wonder van de elektriciteit, de fotografische momentopname, of het optisch bedrog van film. (..) Reeds de bioloog Jean Rostand meende dat de radio ons misschien niet dommer maakt, maar er wel toe bijdraagt, dat we de domheid beter kunnen horen... en dat voordat ze de oren verdoofde met de walkman en voordat de televisie, die 'intensivering van details en de kleur, dat beeldenbombardement, dat steeds meer het woord vervangt', (Roy Bradbury), blind maakte.

'De massa's hebben haast, ze lopen, ze doorlopen in looppas het tijdperk. Ze denken dat ze vooruit komen, maar ze maken een pas op de plaats en storten in de leegte', merkte Franz Kafka op. Op de kinetose, het verminderde zien in een snel rijdende auto, die ons tot een invalide maakt, die de omgeving alleen nog maar kan zien als een beeldscherm, volgde het lijden tengevolge van de live-overdrachtstechnieken. Binnenkort zullen zij, die afhankelijk zijn van het multimedianet, de Net-Junkies, Webaholics en alle andere soorten cyberpunks, lijden aan IAD (Internet Addiction Disorder). Hun herinnering wordt een opslagplaats die gevuld is met allerlei volledig ongeordende beelden van slechte kwaliteit en met een zinloze symboolwaarde.
Nu al worden de kleine kinderen, die van kindsbeen af bijna dwangmatig voor de beeldbuis hingen, getroffen door een hyperactiviteit die veroorzaakt wordt door een hersenstoring. Dit leidt ertoe, dat bij de kinderen steeds meer ongecoördineerde handelingen, concentratiestoornissen en ongecontroleerde motorische uitbarstingen optreden. In ieder geval leidt de vereenvoudigde toegang tot de elektronische snelweg tot een toename van het aantal reizigers, dat niet meer van zijn plaats komt. Ze zijn de verre nazaten van de stilzwijgende lezers, die aan allerhande communicatieve en reproductieve ziekten lijden zoals die het laatste paar honderd jaar aan het daglicht gekomen zijn.
Wat dit betreft behandelt de vooruitgang ons net zo als een justitiële patholoog-anatoom, die, voordat hij begint met de sectie, eerst op alle openingen van het lichaam de hand legt, voordat hij vervolgens rücksichtslos vormelijk met het lichaam om gaat. De vooruitgang bespookt de mensen niet alleen, maar hij dringt ook in hen in. In ieder van ons worden ettelijke visuele, maatschappelijke, psychomotorische, affectieve, intellectuele en seksuele bijwerkingen opgeslagen en gecomprimeerd, die ons met iedere technische vernieuwing en de daardoor veroorzaakte overvloed aan beschadigingen worden toegediend.
Zonder het ook maar te vermoeden zijn we de erfgenamen en nakomelingen geworden van een dubieuze familie, gevangenen van een erfelijk materiaal, dat niet meer doorgegeven wordt door middel van sperma, genen en bloed, maar door een technologische epidemie. Omdat er helaas geen kritiek meer is, zijn we onbewust overgestapt van de techniek op de technokultuur, en tenslotte zijn we afgegleden in de dogmatiek van een totalitaire technokult, waarbij we niet meer gevangen gehouden worden in een maatschappij met haar wetten en haar morele, sociale en culturele taboes, maar in dat wat de laatste eeuwen 'vooruitgang' van ons lichaam gemaakt hebben.
De zware oorlogsinvaliden, de slachtoffers van de auto- en arbeidsongevallen, van het terrorisme, al diegenen, die plotseling hun armen, of hun benen, hun vermogen om zich zelfstandig te bewegen, het licht in hun ogen, hun taak, of hun mannelijkheid verloren hebben, kennen zowel het vergeten als de illusorische herinnering. Enerzijds verdringen ze meer of minder bewust de onverdraaglijke beelden van het ongeval, dat hen zo abrupt beroofde van hun gezondheid. Anderzijds stellen ze zich in hun slaap, of halfslaap nieuwe beelden voor, die een compensatie vormen voor het verlies van het vermogen tot bewegen of de beschadiging van het een of andere zintuig.
In de wereld van de gewichtloosheid kan hij, die niet meer lopen kan, plotseling op zijn eigen benen staan en zich met een bovennatuurlijke snelheid voortbewegen. Degene, die geen armen meer heeft omvat mensen en dingen met volle kracht, en wie geen licht meer in de ogen heeft, ziet alsof het een lust is. Hetzelfde geldt voor onze technologische zelfverminking, voor de technologische reflex tot zelfverminking, waarvan wij de ware oorzaken en bijverschijnselen allang niet meer willen weten. Naarmate we beroofd worden van het gebruik van onze natuurlijke zintuigen en van ons waarnemingsvermogen, worden wij, net zoals de lichamelijk gehandicapten, in toenemende mate beheerst door een soort kosmische mateloosheid, door de fantastische zoektocht naar andere werelden, waar het natuurlijke lijf niet meer nodig is en waar de symbiose tussen mens en techniek werkelijkheid is geworden.
Een conglomeraat van scanner-ogen, nose spasms, verwarde tongen, technische kiemen, Cyber-oren, geslachten zonder afscheidingen en andere lichaamsloze organen, zoals we die beschreven vinden in de Cyber-literatuur, en die, zoals de Amerikaan Kroker zegt, 'Niets anders zijn als een grote oplichterij, die erop gericht is te versluieren, dat wij met zekerheid zullen sterven. Het is geen toeval dat de cybernetische eeuwigheid steeds weer een van de terugkerende thema's is van een literatuur, die zich afwendt van de fysieke wereld en waarin de kosmos letterlijk in de computer is opgeslagen.' In samenhang hiermee zou ik de woorden van Dr. Touzeau willen citeren, die zich heeft beziggehouden met extreme situaties: 'Door gedragswijzen, die overeenkomen met zelfmoordpogingen, zoals bv. anorexia, mutisme, drugsverslaving, maar ook gevaarlijk rijden met de auto of op de motorfiets, te hard rijden, rijden zonder helm e.d. gelooft de mens zijn eigen onmacht te kunnen overwinnen. Dergelijke pogingen om de grenzen te verleggen worden veroorzaakt door de klassieke waanvoorstelling, dat men zijn lot uiteindelijk toch in eigen hand kan nemen, d.w.z. gaat uit van de idée fixe van de absolute voltooiing.'
Sinds de affaire met de Australiër Bob Dent, die op 26 september 1996 als eerste mens zijn zelfmoord geprogrammeerd had op zijn computer, weten we met zekerheid, dat een simpele druk op de knop levensgevaarlijk kan zijn. De collectieve offerdood van de leden van de Cybersekte Heaven's Gate, die al meerdere weken voor de feitelijke daad op 25 maart was aangekondigd op Internet, heeft veel losgemaakt, maar geen medelijden opgewekt. De meeste woordvoerders in de media hebben het opgevat als een belediging. Men vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat mensen die in technisch opzicht helemaal op de hoogte zijn en in veel gevallen ook nog eens gerekruteerd zijn op de campus van een hogeschool, zo lichtgelovig en infantiel kunnen zijn, dat enkelen van hen zich zelfs lieten castreren, d.w.z. afstand hadden gedaan van hun vermogen tot voortplanting. Lang na Edgar Allen Poe zei Witold Gombrowicz bezorgd: 'De onrijpheid is de meest werkzame conditie bij onze tijdgenoten, om hen te gebieden (...) Voor deze onrijpheid moeten we een cultuur verantwoordelijk stellen, die anorganisch geworden is.'
Wanneer we ons de bekende problemen voor de geest halen, die te maken hebben met onrijpheid, zoals intellectuele, affectieve, emotionele, seksuele, en psychomotorische onzekerheden, dan lijkt het wel, alsof de onrijpheid van mensen, die volharden in hun kindertijd in zeker opzicht het logisch gevolg en het definitieve lot is van onze technologische blunders. Wanneer kosmonauten, die rond de aarde zweven in hun wrak voor lopende camera's nog kunnen verklaren: 'The dream is alive!', waarom zouden de internauten zich dan ook niet voor kosmonauten kunnen houden? Waarom zouden ze niet als grote kinderen in een sprookje de ruimte tussen realiteit en voorstelling tot een snijvlak terugbrengen en overschrijden in de richting van een virtueel Paradijs? Waarom zouden ze niet geloven, dat het buitenaardse licht van de komeet Hale Bopp, de weg aangaf naar een nooduitgang, een uitstap uit de fysieke wereld? De 39 leden van de Cybersekte Heaven's Gate hebben in hun luxueuze onderkomen op de Rancho Santa Fé alleen maar hun verderfelijke sterfelijke omhullingen achtergelaten, lichamen, waarvan ze zich toch al lange tijd niet meer wisten te bedienen.