Vrijdag 9 november 2007 – Ludwig Binswanger: 'Till I was back in your arms again...'

Ben je uiteindelijk eenzaam? Of tweezaam? Kom ik nog steeds niet uit. Moet je dat dan weten? Nee, maar de keuze komt soms spontaan in me op. Soms voel ik ‘eenzaam; dan weer ‘tweezaam’. Soms simultaan, dan weer met accent op de één of op de ander. Mijn oude vriend Ludwig Binswanger (1881 - 1966) kijkt dan altijd mee in mijn ziel. Ben heel lang geleden geraakt door zijn kritiek op Heidegger. Heidegger beschrijft met pathos de heroïek van een eenzaam bestaan. Binswanger aanvaardde dat standpunt, maar maakte zijn eigen versie van het inzicht. Zijn hoofdwerk heet ‘Grundformen und Erkenntnis menschlichen Daseins’. Grondvormen van menselijk leven zijn: Liebe, Existenz, Umgang. En de grondvormen van samenleven zijn: Liebe, Eros, Freundschaft. Het boek is dik en ik kan het hier niet even resumeren. Toen ik het boek voor het eerst gelezen had, troffen me prachtige inzichten van Binswanger. Maar het was typisch een boek waar ik niet bij kon. Op die hoogte (‘diepte’?) was ik niet.

Wat heeft dit verhaal nou te maken met de beginvraag? Binswanger kiest voor: ‘tweezaam’. Hij verzette baanbrekend werk na de Tweede Wereldoorlog door de weg te banen naar de fenomenologie van de Ander. Net als Levinas, Buber en anderen. Dus kan ik rondkijken in de wereld van het ‘tweezaam’-denken als ik Binswanger lees. Hij was trouwens een enthousiaste Freud-adept, maar ging toch zijn eigen weg. Net als Jung, maar dan anders. Beide heren kwamen niet los van Freud en gingen niettemin hun eigen weg.

Wat ik nooit geweten heb is dat Michel Foucault (1926 – 1984) iets met Binswanger had. Ook Foucault was telg uit een medische familie. En wat ik wel wist, maar me niet gerealiseerd had: ook Maurice Merleau-Ponty (1908 – 1961) ging bij Binswanger in de leer en later schreef hij zijn magnum opus over ‘le corps sujet’. En ook F.J.J. Buytendijk dankt inzichten aan Binswanger.

‘Guilty’. Aangrijpend mooi nummer van Randy Newman. Over een man die op een of andere manier weg is bij zijn (een?) vrouw. Ik krijg de indruk dat hij weggelopen is van haar. Maar hij kan niet zonder haar en verslaaft aan drank en cocaine.

Yes, baby, I been drinkin'
And I shouldn't come by I know
But I found myself in trouble
And I had nowhere else to go

Got some whisky from the barman
Got some cocaine from a friend
I just had to keep on movin'
Til I was back in your arms again

Guilty, baby I'm guilty
And I'll be guilty the rest of my life
How come I never do what I'm supposed to do
How come nothin' that I try to do ever turns out right?

You know, you know how it is with me baby
You know, I just can't stand myself
And it takes a whole lot of medicine
For me to pretend that I'm somebody else

Als ik deze tekst hoor en de muziek van Newman, de hele dramatiek voel van deze petite histoire, dan weet ik bijna zeker dat ik (en jij...!) uiteindelijk tweezaam ben. Vooral dat regeltje ‘I just had to keep on movin’ till I was back in your arms again’ geeft voor mij de doorslag.

En dan het vervolg van het lied: ‘How come...?’ en ‘You know, I just can’t stand myself’. Alle problematiek komt voort uit het feit dat ‘your arms’ er niet zijn of waren. Omdat het leven tweezaam ook begint. Sterker, er is geen begin dan een tweezaam leven. Nog voor je gemaakt en geboren bent is er het ‘égoïsme à deux’, let wel: ‘à deux’’, met twee, tweezaam. Als het ‘à deux’ niet gehaald wordt door de ouders, hoe zal het kind dan ooit weten van ‘your arms’? En dan ligt het eindeloze en rusteloze zoeken als valstrik klaar. Je zult altijd zoeken, nooit vinden, verlangen tot je hart ziek is, álles grijp je aan om te kunnen stoppen met zoeken, steeds weer grijp je naar de nooit bereikte vrucht, ‘drinking’, ‘cocaine’ en noem maar op. En het is altijd niet wat het zijn moet: ‘Guilty’. En dan die dieptrieste vraag: ‘How come...?’.

‘You know, you know how it is with me baby
You know, I just can't stand myself’.

Ik heb hier een gedicht van Jacob Presser, de Joodse historicus. Hij schrijft over een meisje dat hij bemind heeft, maar ook dat het meisje omgebracht is in een concentratiekamp. Ook daar kom je weer ‘de armen’ tegen, hoe hij daar bitter naar terugverlangt. Let even op de datum onder het gedicht...

Je lippen, die ik heb gekust,
Je haren, donker en verward,
En dan je hart, je jonge hart,
Waaraan ‘k zo heerlijk heb gerust…

Ik denk: het heeft zo moeten zijn.
Soms is ’t alsof je bent gestorven.

Wie weet, hoe ver, in leed en pijn,
Wij zullen hebben rondgezworven,
voordat wij weer tezamen zijn.

22 maart 1943.

Tweezaam. In maart 1943 werd zijn vrouw, Dé Appel, een oud-leerlinge die 14 jaar jonger was dan hij met wie hij in 1936 was gehuwd, opgepakt met een vals persoonsbewijs, als 'strafgeval' naar kamp Westerbork gezonden en vandaar vrijwel direct op transport gesteld naar het Poolse vernietigingskamp Sobibor. Presser, die verdomme zijn vrouw door een stom toeval verloor aan de nazi’s. Deze verschrikkelijke slag is de centrale ervaring van zijn leven geworden, verwoord in zijn gedichten, die gedeeltelijk reeds tijdens de oorlog illegaal werden gepubliceerd en direct daarna gebundeld in Orpheus en Ahasverus (1945). En over Dé gaat ook het geciteerde gedicht. Nee, het gedicht gaat over het hart van Dé (en dus het hart van Jaap...) en dus over de armen van Dé...

Presser, die negen jaar na de oorlog trouwde met jeugdvriendin Bertha Hartog, ook Joods, die ook haar gezin was kwijtgeraakt. Samen leefden ze met een leegte die ze nooit overwonnen hebben, ook samen niet. Presser heeft het alsmaar over Dé in zijn gedichten: in de regels, achter de regels, tussen de regels... Kijk maar naar de cyclus van Orpheus en Eurydice (je kent het verhaal van Eurydice die wegzonk in het dodenrijk, tot Orpheus haar kwam halen en dat ze daarna weer en definitief in de Hades neerdaalde?). Ogen, die het donker zagen... (zoals de psalm het noemt).

De onweerstaanbare macht van jouw ‘armen’, ‘en dan je hart, je jonge hart, waaraan ‘k zo heerlijk heb gerust...’.

‘I just had to keep on movin’ till I was back in your arms again...’ Die heimwee is het bewijs van ‘tweezaam’. Het feit dat Presser nooit meer over dat verlies is heengekomen bewijst de geldigheid van ‘tweezaam’.

Klaar.