Maandag 28 januari 2008 - Maurice Ravel: 'L’Indifférent...'

De intense schande van een leven in kwetsbaarheid. De grenzeloze, alles verbrandende en verzengende woede om het gekwetst zijn. ’t Is inderdaad zo: er zit zooooveel woede. Met je kwetsbaarheid registreer je het leven, omdat de vreugde zich niet laat kennen. En het één baart altijd het andere, compleet met weeën. En de ‘small people’ leven gewoon door, zie voelen godzijdank niets en willen dat niet en kunnen het niet. Of ben ik nu te hard?

En de vreugde komt niet, omdat de liefde en het ‘Zelf’ er niet komen. En je pijn uitschreeuwen is leven, want je vóelt het tenminste. Niet kwetsbaar zijn lijkt wel ‘niet leven’. Woorden zitten klem tussen kwetsbaarheid en ‘leven’. Pas als de woorden ertussen pássen, pas dan leef je echt je kwetsbaarheid. Met je kwetsbaarheid ‘meet’ je het leven. Als anderen niet respectvol en zacht met je kwetsbaarheid en gekwetstheid omgaan, dan kun je niet meer groeien. Want je kwetsbaarheid moet je omarmen en verwerken in je hier en nu. En als het niet goed gaat, dan blijft een ‘manque à être’ achter, een gat in je geschiedenis. Levinas noemde de jaren ’30 en ’40 – vooral die laatste – een gat in de geschiedenis. ‘De geschiedenis stond stil’. Zo gaat het met verwonde mensen ook. Die gaan stil staan, omdat ze niet verder kunnen. (Ja, ik weet het: het onderwerp van de zin moet anders...).

Wat je zo graag wilde, daar kon je naar fluiten. Je bleef zitten met het verlangen van je hart. Het verlangen gaat dan omwegen zoeken en maken. De wereld, de anderen drúkten op je als een deksel op een put. Je (wie?) stikte erin en je stikte echt, tot je dood was (wie?). Er blijft pijn zitten en gaat aanzwellen tot een onbeheersbare storm, tot een orkaan, een stuwmeer van binnen. Je komt niet tot de ontspannen overgave, maar je blijft op het niveau van geprikkeldheid leven waar je door de kwetsuur op gebracht bent. Alleen muziek troostte zacht, streelde met milde, altijd veilige vingertoppen de pijn weg uit je verplooide leven (excusez dat ik het onderwerp alsmaar niet verander...).

Het laatste lied van de drie orkestliederen van Maurice Ravel (1875 – 1937), L’Indifférent, is het mooist van al – hier herinnert de zachtmoedige kwijning sterk aan de Pavane pour une infante défunte, terwijl bovendien sprake is van een ondertoon van getemperde melancholie. Ravel toont hier ook zijn gevoel voor humor: liefdespoëzie en milde ironie zijn met elkaar verweven. Hier wordt het stereotype van een onverschillig en ongevoelig individu – een hermafrodiete jongen! - uitgebeeld dat moet worden verleid met behulp van weelderige melodiek, trillers, arpeggio’s, tremoli en glissandi. Voor menigeen is het nog steeds de vraag of de “ik” uit het gedicht manlijk of vrouwelijk is. Alweer zo’n oosters mysterie.

Het lijkt wel alsof in het gesprek alles gebeurt wat ‘tussen’ mensen relevant is en alléén maar in het gesprek – met handen en voeten en mond. In een gesprek, maar ook ‘met’ alle facetten daarvan kun je alles overbrengen. Taal is dus een daad. En daarom kunnen de anderen – álle anderen, uit alle tijden van je leven – je zo onwijs breken, tot je echt gebroken met je vitale lichaams- en levensdelen op een vergeten stuk grond ligt en doodgaat. En waarom? Waarom doen ze het toch? ‘It runs in the family!’ Het voelt zooooo (censuur). ‘O Wind, neem me mee naar het huis van God,’ schreef Pessoa in § 88 van het Boek der Rusteloosheid.

De stof van het leven is ‘hier-en-nu’: willen, kiezen. Je kijkt met wat je kiest en doet. Alleen door te kiezen en te doen raak je jezelf aan, de geschiedenis, nee: alleen zo bén je in en uit je wortels. Alles wat niet hier-en-nu en keuzen is, is niets. Gewoon niets. Bestaat niet, is allemaal ‘Schall und Rauch’, lucht en het najagen van wind. Alleen kiezen en doen gaat over iets. En in dat alles komt het gelaat van de ander mij doorboren, mij dóórprikken, mij verwonden en traumatiseren.

Pas als je zelf ‘Zelf’ bent, kun je herkennen en zien of en in hoeverre iemand anders dat ook is. Zo niet, dan zeg je al gauw van de ander dat hij of zij ‘raar’ praat. Als je geen oren hebt, dan kun je niet horen, zo eenvoudig is dat.

Une musique consolante, est-ce possible? Ils trouvent ça triste.

Ik heb nu geen stem om te roepen. Kijk naar de wolken, als je kunt naar de hoogste en zie ze verdwalen naar nergens. Zo vrij, zo onherstelbaar vrij...