De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode en de Engelse bijna-Nobelprijswinnaar Graham Greene horen bij elkaar. Van Brederode blijkt een kenner te zijn van de Engelse schrijver en denker. Ze kent hem door en door en in haar romans liggen de Greene-thema’s voor het oprapen. In haar afschuwelijke en mooie roman ‘Hart in hart’ is dat ook het geval.
Het is een afschuwelijk boek, omdat je keihard alle barsten in het leven naar je hoofd geslingerd krijgt. En dat heeft iets positiefs, maar je moet het wel aankunnen. Maar op de bodem van het boek ligt de zoektocht naar de ideale liefde. Dwaas natuurlijk, om daar naar te gaan zoeken. Op de bodem van elk menselijk hart ligt het verlangen gekend te worden en te kennen. Van hart tot hart. Nog liever: hart in hart. Alles, letterlijk alles wat je doet blijkt te stammen uit dat verlangen, blijkt een vertaling te zijn van dat verlangen. Er is in de mens niets wat nóg dieper gaat. Lange tijd heb ik dat wel geloofd, maar nu ik daar anders over denk, komt het eerdere standpunt me een beetje vreemd over.
Weer gaat het over ‘doen’: wat je doet, wie je bent, is verlangen. Levinas en Lacan klinken hier samen. Het verlangen is veel dieper dan het denken, veel dieper ook dan het doen, zelfs dieper dan het voelen. Het verlangen maakt volkomen onzeker. Greene zegt dat heel mooi: ‘When we are not sure, we are alive...’. Krasser kun je het niet zeggen. Over je verlangen heb je geen zeggenschap, je kunt je er hoogstens tegen verzetten. Daarom is het een regelrecht wonder als mensen elkaars verlangen wekken en levend houden. Greene schrijft in zijn autobiografie ‘A quick look behind (1983)’:
I do not believe.
I can believe only in love that strikes suddenly,
out of a clear sky;
I do not believe in the slow germination of friendship
or one that asks ‘why’?’
Because our love came savagely, suddenly,
like an act of war,
I cannot conceive a love that rises gently
and subsides without a scar.
Daarin gelooft ook Lot, de hoofdpersoon van ‘Hart in hart’, maar ze moet er een hoge prijs voor betalen. Ze moet leren vertrouwen, want dat is het enige wat past bij het verlangen. Denken helpt niet, wetenschap helpt niet, want verlangen gaat dieper, woelt het hele leven om, tot het de gestalte krijgt die God wil. Greene stemt in: ‘It is impossible to go through life without trust: That is to be imprisoned in the worst cell of all, oneself’.
Het moderne, westerse leven. Dat wordt door Van Brederode gekarakteriseerd met het woord verveeldheid. Zoals Lot mijmert: "Het leven verveelt me al jaren. De wereld verveelt me". Haar verlangen naar zelfmoord beschouwt Lot als een luxewens, en voor overspel geldt hetzelfde. In een passage waaruit de titel van het boek ontleend is, blijken deze 'luxewensen' slechts symptomen van een veel diepere existentiële crisis die de westerse mens zou kenmerken. In een van haar tobberijen zet Lot Freud op zijn kop: alles wat de mens doet is niet een sublimatie van de seksuele drift, maar "ons libido is een sublimatie, of liever materialisatie, incarnatie, vleeswording, van een verlangen gekend te worden en te kennen. Van hart tot hart. Nog liever: hart in hart".
Recensie: Hart in hart van Désanne van Brederode
Door Beppie de Rooy in het Reformatorisch Dagblad
Te midden van de stapels nieuwe boeken die elke week opnieuw de boekhandels worden ingedragen, zijn er af en toe titels die opvallen. Een daarvan is de nieuwe roman van Désanne van Brederode (1970). Als schrijver is ze geen nieuweling meer, want ze schreef al drie romans en een pamflet. Hart in hart is haar vierde roman.
Van Brederode valt op omdat ze nadenkt, omdat ze geen genoegen neemt met de werkelijkheid zoals deze zich aandient.
De geschiedenis vervalsen is de makkelijkste weg, zo houd je je leven dansbaar. Telkens die cirkels eromheen; en ik wil de spiraal naar binnen lopen. Langzaam.?
Désanne van Brederode kiest in haar werk de moeilijke weg; bij alles wat ze tegenkomt, of het nu journalistiek, politiek, filosofie of gewone levensdingen betreft, wroet en zoekt ze net zo lang tot ze bij de ?gebarsten mens? is aangekomen, in het spoor van Graham Greene, die ze dan ook mateloos bewondert.
Hart in hart begint niet alleen met een motto van Graham Greene (‘I cannot conceive a love that rises gently without a scar’), maar opent ook nog eens met Graham Greene: Van Brederode vertelt hem in een brief hoe hij haar aan het denken heeft gezet. In haast mystieke taal schrijft ze: ‘Kon ik uw ogen lenen? Mij net zo waarachtig bezien als u mij zag?’.
Het verhaal dat Hart in hart biedt is nog niet eens zo boeiend: Lot Sanders gelooft in de Liefde met hoofdletters, in liefde die inslaat als een bliksem, die gek maakt van verlangen. En dan wordt ze ineens weduwe, haar man komt om bij een ongeluk. Schokkend is de ontdekking daarna dat ze haar huwelijk heeft geïdealiseerd, haar eigen hoogverheven huwelijk. Ze wordt wakker uit deze droom van Grote Liefde, ze blijkt haar eigen geschiedenis vervalst te hebben. Ze schuwt niets om daarna haar personages als slecht neer te zetten; een van hen neemt zijn toevlucht tot kinderporno, waarmee ze een ethische grens overschrijdt, niet noodzakelijk voor het boek en eigenlijk jammer voor zo?n veelbelovend schrijver en denker.
De bespiegelingen zijn talrijk. Bij Van Brederode lijkt het alsof het verhaal slechts bijzaak is, de beschouwing is namelijk hoofdzaak. Meestal levert een veelheid aan bespiegelingen een onmogelijke roman op. Niet in haar geval: de waarnemingen zijn zo ijzersterk dat het verhaal helemaal zo belangrijk niet meer is. Hart in hart leest als pamflet, satire.
Terwijl Van Brederode ogenschijnlijk van de hak op de tak springt (anekdotes, reflectie op eigen schrijfproces, dagboekaantekeningen) ligt daaronder een grote gemene deler: alles te willen ontrafelen, tot op het bot. Je komt het overal tegen: ‘Sophie keek dwars door haar vader heen, ze zag zijn ware drijfveren - of bestaan er geen drijfveren, laat staan ware?’ Veel (tamelijk ingeburgerde) ideeën gaan op de schop, zoals de psychologie die herbeleving van jeugdjaren als medicinaal ziet: ‘Waarom zou je je jeugd moeten herbeleven, veel mensen geloven dat dat belangrijk is (...) om iets van hun ziel terug te vinden, de scherven bijeen te rapen (...) alsof je je kindertijd kunt overdoen, ditmaal met oorspronkelijke, waarachtige emoties - flauwekul.’
Dit boek vraagt er dus niet om gelezen te worden als een roman, waarbij de waarheid door verbeelding verleidelijk en bekoorlijk wordt; dit boek is het omgekeerde, de werkelijkheid wordt door scherpe analyse ontdaan van verheffende verbeelding, het goede en het schone zijn uit zicht. Het is alsof je bij een operatietafel staat: weinig fraai, maar noodzakelijk om te zien wat er allemaal binnenin zit. Geen fijne, veilige, gezellige wereld, maar onthutsend, ontluisterend, lelijk en afstotend. Hoe Van Brederode de seksuele handelingen van Berkman beschrijft, is weerzinwekkend. Alle barsten in de levens van de personages worden zichtbaar.
Je vraagt je al lezend af wat dan nog troost. Waar zoekt de auteur soelaas voor zo veel onthutsende ontdekkingen? Misschien zoekt ze haar heil in het verleden. Want juist dat wat er niet meer is, krijgt waarde in haar roman: ze zal meer van Graham Greene gaan houden, zo schrijft ze, hij is er niet meer, ze kan niet meer met hem praten, maar hij zit naast haar. In haar. Als er toch nog ergens een houvast is, dan is het in wat voorbij is:
All good things that say, never last; and love, it isn’t love until it is past...?
Wat er niet meer is, krijgt pas waarde.
Dat maakt de roman van Van Brederode misschien wel extra cynisch. Hoe vreemd het ook klinkt, terwijl er weinig hoop is voor de mensen van Van Brederode, haar zoektocht naar het authentieke is verfrissend, hoe teleurstellend de uitkomst ook kan zijn. Maar Hart in hart is wel genadeloos. Want als alles is ontmaskerd, hoe dan verder (leven)? En waarom eigenlijk? Wat is haar troost? Misschien wel het schrijven zelf? De roman die zo vol van ideeën is, laat niets los over enig toekomstperspectief.