Op de foto zie je de Japanse Zen-filosoof Tanabe Hajime (1885 – 1962), ooit werkzaam aan de universiteit van Kyoto.
Eerst een gedicht over God van Huub Oosterhuis:
Mijn God, ik weet niet wie Gij zijt
maar wel dat Gij niet zijt een god
naar mensentrant.
Ondenkbaar beeldloos Gij, niet-Gij
als gij en ik in mensentaal –
toch ik en gij.
Gezegend Gij wiens wezen is
dat ik U niet doorgronden kan
en Gij mij wel.
Die zo zijt dat geen naam u past
en alle licht een verre schijn
goud klatergoud.
En alles niets. Een stameling
van stomheid zijt Gij in mijn mond
als ik U zing.
Maar niets of alles, eeuwig nu
zijn onvervreemdbaar Gij in mij
en ik in U.
Nu verder met Hajime.
Ook hij was een leerling, zij het een kritische, van Nishida Kitaro. Hajimes hoofdwerk heet (vertaald!) ‘De weg van inkeer als weg tot wijsheid’. En daarmee sluit deze tekst aan op die van gisteren. Het boek heb ik en ik ben er vele malen in begonnen, maar ik ‘denk’ nog te veel om het te kunnen volgen. Zijn methode van denken noemt hij ‘metanoetica’ en dat woord betekent letterlijk ‘bekering’, ‘inkeer’, ‘berouw’. Maar verder wil de term zeggen: noetica = denken, meta = na, achter, dus: laat het denken achter je. Stop met denken. Het belangrijkste in het leven raak je niet met ‘denken’. Het komt erop aan dat je ‘zuiver’ wordt, dat je de storende invloeden van wat je hebt meegemaakt, van je irritaties, al je herinneringen die je parten kunnen spelen, dat je kortom al die dingen tot zwijgen brengt. Word stil en leeg en leef dan met alles wat op je afkomt.
In het Jodendom gebruikt men de hebreeuwse term ‘tesjoeva’ voor inkeer. Behalve inkeer betekent tesjoeva ook verandering. Tesjoeva is letterlijk een ‘keer-punt’ in je leven als lid van het oude volk. We hebben ze nog maar net achter de rug, de Aseret Jemé Tesjoewa (Hebreeuws voor de 'tien dagen van inkeer'), de periode van tien dagen van Rosj Hasjana (joods nieuwjaar) tot en met Jom Kipoer (Grote Verzoendag). Hét hoogtepunt van het Joodse leven en denken speelt zich af rond het woord ‘inkeer’.
Wat Tanabe Hajime ‘meta-noetica’ noemt heeft een lijntje naar ‘tesjoeva’, inkeer, uit de bijbelse traditie. Als Johannes de Doper en Jezus roepen ‘Bekeer je!’, dan willen ze dat je iets gaat doen, niet dat je iets gaat denken. Ze willen dat jij verandert, omdat Gods Rijk ‘anders’ en ‘meer’ is dan het gewone. Stop met alles wat je doet, als het nodig is, en verander van richting en gerichtheid, neem de andere weg. De weg die ingegeven wordt door het raadsel, door het spoor van God, door de eeuwige stilte, die jou bij name roept.
Omkeer - tesjoeva - vormt een centraal thema in de rabbijnse traditie. Omkeer maakt deel uit van het aantal dingen dat volgens de rabbijnse traditie al geschapen is aan het begin van de schepping. De Schepper wist van tevoren dat de mens als wezen met een vrije wil zou gaan falen. Daarom bedacht hij al voorafgaande aan de schepping van de mens het geneesmiddel tot genezing van het kwaad. De poorten van omkeer staan altijd voor ons open. Omkeer is een proces waarin de totale persoon van de mens betrokken is: de mens in zijn emoties, in zijn gedachten en vooral ook in zijn handelen. Omkeer betekent een samenspraak tussen de mens en God, Die zegt: ‘Open voor Mij de poort van omkeer zo weinig als de punt van een naald, dan zal Ik haar wijd openen’.
Moet eerlijk zeggen dat ik nog steeds Hajime niet helemaal snap, en ook het rabbijnse begrip van ’omkeer’. Omkeer tot wat? Omkeer tot God? Het moet haast wel.
Maar wat is God? En wat is ‘omkeer tot God’? Twee kanjers van vragen. ‘Omkeer’ is niet mogelijk voordat je ‘God’ hebt gevonden. En dat lukt dus niet met je denken, dat gaat alleen maar via je daden, via de ethiek. Omkeer tot God is dus in de ontmoeting met de ander de stilte je de weg door het leven laten leiden.
Vaag...
‘Mijn God, ik weet niet wie Gij zijt’ schreef Huub Oosterhuis ooit. Maar de poorten van de omkeer staan niettemin altijd open...