Vandaag was ik even bij Anneke op de koffie en zij heeft net als ik een plank vol gedichtenbundels. Zij had het boek ‘En het woord was bij God: 500 religieuze gedichten uit de Nederlandse letterkunde’ van Anton van Wilderode (1918 - 1998). Nog nooit gehoord van dat boek, maar het is een fantastische bundeling van christelijke poëzie.
In dat boek vond ik deze psalm van Michel van der Plas (1927):
Psalm
De Heer is mijn verder. Hij laat mij missen:
roes, aarde, nu. Laat mij te weinig zijn
en wensen. Drijft mij op naar duisternissen
van bos en braakland, in een perk van pijn.
Is mijn elders. Laat hemelen verhalen
de macht, de glorie. En houdt mij doodsbang
over mijn dorst gebogen. Zendt zijn stralen
bij mondjesmaat. En wacht, mijn leven lang.
Mijn vijand drinkt en doezelt voor mijn ogen.
De kinderen zingen van een vergezicht.
De Heer is mijn eenmaal. Ik moet nog hoger.
Zijn heil en zegen zullen op mij jagen,
mijn leven lang. Ik zal het dwingelandslicht
zien, haten en verlangen, al mijn dagen.
Michel van der Plas (1927)
En terwijl ik me verdiepte in deze psalm, kwam ik op een ander gedicht over Psalm 23. Wil ik je ook laten lezen. Het is van Geert Boogaard (1908 - 1990) uit de bundel ‘Niet vergeefs’. Komt het:
Schuilen
Toen wij dachten
dat zij niets
meer wist,
wilde ik nog iets
proberen met
een heel oud lied,
niet omdat we
verlangden naar
een laatste woord,
maar om met haar
te schuilen in
een psalm.
Ik zei: Ook
al ga ik
door een dal
van de schaduwen
des doods …
En zij: Ik vrees
geen kwaad.
En ik:
want Gij …
En zij:
zijt bij mij.