Vrijdag 7 maart 2008 - Drie dagen Zundert (III): 'Bewaak je hart...'

‘You only see what your eyes want to see.
How can life be what you want it to be?
You're frozen when your heart's not open.
You're so consumed with how much you get,
you waste your time with hate and regret.
You're frozen when your heart's not open.’
In de loop van de ochtend heb ik stukjes gelezen uit ‘Bewaak je hart’ van Jeroen Witkam. Het laatste hoofdstuk gaat over ‘Leegte en volheid’. Op fraaie wijze legt hij ‘leegte’ uit als identiteitsverandering. ‘Leegte’ komt door ‘ontlediging’. En dus door gehoorzaamheid. Prachtige verwijzing naar de ‘kenosis’, de ontlediging van Christus (Filippenzen 2, de hymne op Christus: ‘... in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is’). (Trouwens, Nishitani gebruikt ook regelmatig het woord ‘ontlediging’.) Die de verandering – daar heb je het woord! – van God naar mens heeft doorstaan. God is leeg geworden van zichzelf, zegt Witkam, en heeft zo het menszijn vervuld. Ik kan het niet echt volgen, na-beleven, uit ervaring meepraten. Maar God is niet zichzelf gebleven, is mens geworden. Dat is kras gezegd. Maar wat ik wel snap dat is dat de ‘leegwording’ je brengt bij jezelf en bij de verandering en dus bij het sterven.
En een beetje vervuld van die gedachten rond het thema ‘Niets’ belandde ik in de middagdienst van 12.00 uur. Weer veel gezongen, weer stil monniken zitten bekijken. En dat buigen, alsmaar dat buigen. Iedere keer als de naam van God valt, buigen, diep buigen, en allemaal buigen. Eerst voelde ik verzet daartegen. En dat heeft lang aangehouden. Buigen? Ben je gek?

En me voortdurend afgevraagd: ‘Waar gaat dit over? Worden hier nu inderdaad de belangrijkste dingen gezegd en aangeraakt, verwezen?’. En ineens ging dat gezongen zinnetje door de kerkruimte: ‘Heer, wees mijn toevlucht...’. En daardoor ging ik denken, verder denken. Je kunt dat zinnetje heel devoot en zachtjes zeggen. Maar ik kreeg de neiging om die zin keihard te schreeuwen: ‘Wees mijn toevlucht!’. Een keihard, oorverdovend ‘Kyrie’. Dat was wat er was en dat was wat ik voelde. (Dat was dus hardheid, bedenk ik me nu met schrik. Waar was de zachtheid? Ook de aloude arrogantie kwam weer om de hoek kijken. Van die dingen kan ik me kennelijk bijna niet ontledigen... Waarom ben ik toch zo hard? Ik verschans me in ‘denken’, dat is mijn basic trust. Is het dat? Ik leef niet in mijn lijf, in mijn kwetsbaarheid of gevoeligheid.) En ik denk dat het zinvol is dat deze monniken het taalspel van deze christelijke religie levend houden, het taalspel van de nederigheid. Deze ervaring, die ik zojuist beschreef, noemt Witkam in het interview met dr. Charles van Leeuwen, met wie ik inmiddels ook contact heb. Hoe ‘leger’ je bent, hoe meer je ontvankelijk bent voor de woorden van de christelijke traditie.

Ik bedoel dit. ‘Heer’, dat is verwijzen naar wat groter en machtiger en mooier is dan ik. Dat is... buigen. ‘Heer’ heeft voor mij dan toch maar verband met het grote en weerbarstige ‘Zijn’. En dat toont zich in de ontlediging, in het leeg worden, in het stoppen met denken. Laat zich alleen benaderen in nederigheid en per se niet anders. Dan krijg je voeling met ‘Zijn’, met dat wat onder geen beding te ‘hebben’ is. ‘Wees mijn toevlucht’, dat is: neem me tot je, laat me bij je zijn, berg me in jouw veiligheid, neem me mee naar het huis dat ik niet ken. De monniken hadden al gezongen Psalm 91, over de schuilplaats van de allerhoogste en de schaduw van de almachtige. Nederigheid ten voeten uit...
Samen met ‘Zijn’, ‘Heer’ en ‘Schuilplaats’ verzachtte de schreeuw tot een gebed, tot een stil gebed, een beetje gesnikt zelfs – ik moet het eerlijk bekennen. En toen dacht ik: ‘Ja, ze zijn hier toch wel bezig met de erg belangrijke dingen’. In het boekje van Witkam wordt erover geschreven, in de diensten wordt er naar verwezen en in het naakte en kale leven wordt het benaderd. Hier ligt dus de link tussen Christendom en Zen.

En wat me al de hele tijd boeit. In de kerk zit ergens een vrouw, die zo mooi kan zingen. Met zoveel overgave, en zo echt, vanuit haar... weet ik veel waarvandaan. En wat ik nog wil zeggen: hoe kun je God benaderen? (De hardheid en de arrogantie zijn nog steeds niet weg... Madonna zingt: ‘Love is a bird, she needs to fly. Let all the hurt inside you die. You're frozen when your heart's not open’. Misschien is het ‘the hurt inside me’...) Zijn er nou goede en nog betere vormen van benaderen? (Pas op: dit is weer de makkelijke weg van de hoogmoedige hardheid!) Doen deze monniken het op de beste manier? Is this the way it is done? Or what? Doe ik het stiekem niet veel beter? Diep nadenken en metafysische constructies en epicycli bedenken en ‘muddle through’? Nee, eenvoudig beginnen is beter. (Dit is allemaal ‘denken’ en geen ‘beleven’.) Alleen maar ‘Zijn’. In rijen van iets meer van tien tegenover elkaar gaan zitten en dan eenvoudig woorden en strangen van zinnen zingen. In heen en weer, in beurtzang. Krakende mannenstemmetjes. (Pas toch op met die arrogantie!) Nergens is de stiekeme grensovergang tussen God en mensen. God is alleen benaderbaar – ten dele – door de stilte, door de poort van de stilte, die leidt tot de weg van de liefde. Het is niet anders. Zo werkt het nou eenmaal in de christelijke traditie. Smokkel is niet mogelijk, zei Kierkegaard al. Er is alleen maar de koninklijke weg naar God, naar ‘Zijn’, naar ‘whatever’. En die weg begint hoe dan ook in ‘nu’. In mijn bestaan nu, met jou en mij, nú. Maar altijd in nu en anders is er geen weg. En is liturgie de enige nadering tot God? Nee, zegt Levinas, de ethiek is de nadering tot God. Alleen je daden, ethiek, ‘werken’ zegt Benedictus, doen het, je woorden en gevoelens allemaal niet zo. Leuk, kunnen we dát óók nog gaan uitzoeken. De monniken doen niks anders dan bidden en werken en daarmee is het allemaal gedaan, zeggen ze. Bidden tot God en werken in de wereld. Bidden, dat is ‘stilte’, en werken, dat is wat daarná komt. Maar je mag de stilte ‘meenemen’ de wereld in, je leven in, naar jou. Als ik stil ben voor jou, dan kan ik je ontvangen en bewonderen en respecteren, liefhebben dus.

Pater Bruno heeft uitgelegd dat gastvrijheid hoort tot de spiritualiteit van de Bene- dictijnen. Je moet altijd de deur open hebben, want Christus kan aan de poort verschijnen. En dan is het niet goed als je deuren dicht zijn.

Vanavond in de vesper was 1 Kor. 12 het laatste deel de lezing. Heb een fors deel van de dag gemediteerd over ‘Zijn’, hoe abstract en vaag het ook klinken mag. En over ‘Heer, wees mijn toevlucht’. Daarop aansluitend kwam dan nog ‘En ik wijs je een weg die nog hoger voert’. De weg omhoog, de hoge weg, de weg waar we zo naar verlangen kunnen. Die mooie en zware weg, de weg van en naar het ‘Zijn’ dus. Dat is de weg vanuit de leegheid, naar de vervulling toe. Dat is de weg waarop je leert dat je de belangrijke dingen alleen maar ten deel vallen in het ‘ontvangen’, en niet in het ‘nemen’. Eerst ontvangen, dan aannemen.

Heb vervolgens stevig nagedacht over de vraag of ik een zazen-bankje moest kopen en een matje. Dan zou ik iedere morgen voor het weggaan een half uur kunnen zitten in stilte. Het kernwoord hier is ‘stilte’. De stilte die de poort is naar omhoog misschien. In de stilte ligt de weg omhoog. Of misschien moet ik zeggen: In de stilte toont zich de weg omhoog. (Hardheid en zachtheid spelen me parten...).

Zojuist de completen meegemaakt. Klaarmaken voor de nacht: in vrede en rust. Het is kennelijk de bedoeling om in vrede en rust te vertoeven in de schaduw van de almachtige. Als ik terugkijk op deze dagen, dan voel ik dat eeen klooster een plek van confrontatie is tussen jou en God, met ‘Zijn’ dus (klinkt lekker vaag, he?), je wordt echt een enkeling voor God. En dan moet je echt denken aan die twee kanten van de zaak: jij wordt eenling en verbijsterend eenzaam én teruggeworpen op jezelf. En aan de andere kant God. En dat heeft dan toch iets te maken met ‘Zijn’. Als Levinas in bepaalde toonaarden zegt dat God je roept, dan kun je misschien zeggen dat je tot ‘Zijn’ geroepen wordt en bent. Om te delen in het ‘Zijn’. En als ik dat zo zeg, dan heeft dat behoorlijke existentialistische bijgeluiden. Ik moet eerlijk gezegd ook wat aan Jaspers denken. En aan Rosenzweig ook!

Het is waarschijnlijk belangrijk dat je er ‘bent’, dat je je verwortelt in ‘Zijn’. Het belangrijkste en urgentste is je ‘zijn’. Dat is het beginpunt van je bestaan. Bestaan, dus. Vandaar het belang van zazen: je eerst realiseren als ‘zijnde’ mens. Het aparte van zazen vind ik dat je je gedoe, je leven reduceert tot alleen maar ‘zijn’. Je nadert in zazen de grens van zijn en niet-zijn. En die ervaring had ik al opgedaan in het zitten. En niet alleen in zazen! remember? En dat is eigenlijk geen kleinigheid.

Op een of andere manier moet je als bezoeker van de kerkdiensten een verhouding zien te vinden tot ‘Zijn’. En ‘Zijn’ wordt in symbolen benaderd, het wordt ‘half’ benaderd, niet op volle kracht en in zijn kale puurheid, want dat zou je niet goed bekomen. Het feit dat die benadering alleen maar ten dele kan en ten dele gegeven is, maakt het aan de andere kant ook mogelijk dat je eraan voorbij leeft. En dat je dan ten diepste ontworteld leeft, hoewel je dat waarschijnlijk ook weer niet ‘hard’ kunt maken. Een mens die niet geworteld en bevestigd is in zijn ‘Zijn’ staat niet stevig, ‘is’ er eigenlijk niet, ‘is’ niet echt en eigenlijk, en wordt ten prooi aan alles wat langs komt. Hij is als bewogen door alles wat er langs komt. Onstandvastig, onzeker ten diepste. Wie liefheeft, is geworteld in ‘Zijn’. ‘Wie liefheeft, is uit God geboren’, zegt de eerste brief van Johannes. Dat leer je hier en dat zo met de blik op buiten het klooster.
En wat is dan liefde? Het (met) elkaar brengen tot ‘Zijn’, denk ik. Het was bijzonder dat in de vesper de lezing was uit 1 Kor. 12, dat dan toch maar eindigt met die mooie woorden: ‘Ik wijs je een weg die omhoog voert’. En dan komt de ode aan de liefde. Liefde en ‘Zijn’ hebben met elkaar te maken. Is liefde dan dat je elkaar het hoogste geeft wat er is, namelijk ‘Zijn’? Is liefde de gift bij uitstek? De enige echte gift is dat je je leven geeft, je ‘Zijn’. Al het andere is handel, ruil, ik geef iets opdat jij iets geeft. Een gift is heel bijzonder en ik mag die woorden ook niet naar beneden halen, want dit is eigenlijk te hoog om te vatten. Of is liefde het geven van het geven, het geven van de gift?
Als je de woorden ‘Heer, wees mijn toevlucht’ in de mond neemt, dan zeg je eigenlijk: ‘Ik wil zo graag ‘Zijn’.’ En dat is het eigenlijke antwoord op de directe nadering van de dood in je bestaan. Misschien is de enorme strijd met en om deze woorden wel te verstaan tegen de achtergrond van de confrontatie met de dood. En ‘Zijn’ is eigenlijk op een of andere manier ook het antwoord op de confrontatie met de andere mens. Alleen als we samen kunnen ‘Zijn’, dan is ons samenleven goed en de moeite waard en mooi vooral. ‘Zijn’ komt tussen jou en mij. ‘Zijn’ wil in mijn leven de kern zijn, maar ook in het zijn van jou en mij samen. In zekere zin geldt voor jouw leven namelijk hetzelfde als voor het mijne, denk ik: jij wilt en mag ook ‘Zijn’. Dus als we elkaar ontmoeten, dan moet volgens mij dat gegeven in jou en in mij ook ‘tussen’ ons verdisconteerd worden. Ons ‘tussen’ mag het ‘Zijn’ noch in jou noch in mij kleineren of schaden.
De liefde en het leven met de ander kan alleen iets worden als het leven eerst begonnen is en geleefd is met verankering in ‘Zijn’. Wat ik nog niet weet is of je tot ‘Zijn’ komt alleen of alleen samen? Is de ander de weg tot Zijn, of niet? Binswanger zegt: ja, Heidegger zegt: nee. Ik weet het niet. Ik denk: ‘Zonder jou had ik niet geleefd’. En ik huiver.
Nog lang niet leeg...

In het verschiet ligt de waarschijnlijk lange weg van de nederigheid, van ‘de minste’ zijn, het leven en spreken vanuit zwakheid en kleinheid. In het besef van de hoogheid die over me is...
Bidden. En werken. Aan nederigheid. Ik zou niet weten hoe dat anders moet dan via bidden, véél bidden, en werken.