Zaterdag 1 maart 2008 - 'Søren Kierkegaard, ik hou van je...'

Het is niet goed als je liefde een makkelijke roes is, een ‘Rauschgift’ – onverge- lijkelijk mooi Duits woord! Pas als je weet wat het is om je leven te geven, pas dan weet je wat liefde is. Je leven geven, dat is: doodgaan. Oeps! Zucht. Wat nóu weer? Ja, ben even Derrida aan het lezen: ‘Donner la mort’. Maar het is niet somber of naar of zo. Het is uiteindelijk heldere en zuivere, wil zeggen: harde, lucht. Maar hard is niet goed, eigenlijk vind ik. Zacht is beter. Hoe het zachte hard kan zijn. ‘You’re frozen, when your heart is not open’, zingt Madonna.
Soms sta je voor een moeilijke beslissing in je leven. Je weet absoluut niet wat je moet doen. Niemand zegt het je, in geen enkel boek is het te vinden. En de mensen aan wie je om raad vraagt zeggen – meestal na een heel braaf verhaal over ‘De bijbel zegt dit, en de bijbel zegt dat...’ – tenslotte: ‘Maar jij moet het zelf maar beslissen, hoor, jij moet kiezen’. Ja, duh. En dan ga je bij jezelf na wat ‘goed’ is om te doen. En aan alles wat je kiest zit wel een ‘mits’ en een ‘maar’. En je komt er niet uit. Zo gaat het. Dus dan maar niks doen? Da’s ook kiezen. En met niks kiezen kom je ook nergens. Als je niks kiest, dan gaat het fout met je.
Wat doet Abraham? Hij komt op de gedachte om Izaak te offeren. Helemaal gek geworden! Hij doorloopt niet eens de stadia die ik daarnet noemde. Want hij weet dat je ware ik dieper zit dan de verhalen die je ophangt. Abraham laat – met zweet op zijn voorhoofd – het ‘weten’ achter zich. En hij gaat nóg verder: hij laat ‘goed en kwaad’ ook achter zich. Hij gaat nóg verder, nóg verder naar zijn echte ‘ik’. Hij ontdoet zich van alles en iedereen en hij staat zo naakt als het maar kan in het leven, tegenover God. Hij luistert alleen nog maar naar de stem van binnen. Hij zet die stap, hij stapt in de vrijheid. In de vrijheid. Dát is je echte menselijke situatie: je vrijheid, je eenzame en diepe vrijheid. Luisteren naar je eigen stem. En de halve wereldgeschiedenis is over hem gevallen. Iedereen boos op hem. 'Schande!'. Maar hij luisterde alleen naar de stem van binnen. En diezelfde stem - let wel! - zegt ook: 'Stop, Abraham!'. Dezelfde stem.
En pas als hij die stap gezet heeft, pas als hij zijn eigen stem gevolgd heeft, pas dan kan hij ethisch (‘goed en kwaad’) worden, pas dan spaart hij het leven van het kind en pas dan ‘weet’ hij wat er gedaan moest en mocht worden. Dát is de volgorde.
Maar het was toch niet Abrahams stem? Het was toch Gods stem? Nee, hij stemde ermee in. Het werd zijn stem, hij gehoorzaamde, hij hoorde en hij volgde. Rare man, die Abraham.

Hoe neem je afscheid van iemand? Iemand is in je leven geweest en zwijgt nu. Op de verre achtergrond schemert het verhaal van mama en papa en ik. Oedipus revisited. Eerst denk ik dat ik mama’s enige hoop ben. Tot ik besef dat ik mijn plaats – mijn gedáchte plaats – moet afstaan aan papa. Hij is het voor mama, niet ik. Daar sta ik met mijn verlangen, als kindje dan. Oedipus in zuivere vorm. Maar waar vind je tegenwoordig nog een normaal Oedipuscomplex? De zuivere gestalte is dus die van ik met mijn zuivere en vrije verlangen. De stem van binnen, van het verlangen, dat ben jij. Vrijheid, de link met het Abraham-verhaal. Maar dan ook verlangen. De geboorte van het verlangen door het afscheid van mama. De eeuwige zwerftocht om de armen te vinden die er nooit geweest zijn. Dat is vrijheid, denk je dan, dat is hét. Tot je weer tot stilstand komt in de armen van de ander, die dan zacht en ongemerkt veranderen in een kooi met gouden tralies. ‘I was your fortress you had to burn’, zingt Madonna. Abraham had zo’n fortress: ‘ik weet wat ik doe’ en ‘dit of dat is goed om te doen’. Het ging er allemaal aan.
Hoe zal het dan kunnen en moeten? Helemaal los, helemaal op je eigen benen. In ieder geval proberen om niet ‘veilig’ te willen zoeken. In niets. Helemaal kwetsbaar en ‘vulnerable’ bestaan, staan. En soms vallen. Het verlangen naar veiligheid kan je uitputten. Afmatten, ‘I had to keep moving’.

Ik kom weer bij Kierkegaard en Derrida terecht en bij het offer van Abraham dus. De twee genoemde schrijvers hebben zich suf gepiekerd over Abraham die zijn zoon offert. Kierkegaard heeft het geval voorzien van zoveel mogelijk verklarende scenario’s. Wat heeft die oude man bewogen om dat te doen, om de gedachte überhaupt alleen al in zijn hoofd te laten zijn? Verbijsterd was Kierkegaard. Hij schreef er een boek over: ‘Vrees en beven, met als ondertitel ‘Dialectische lyriek’. Jemig, wat hou ik van Kierkegaard! In mijn exemplaar heb ik de datum van aanschaf opgetekend: 5 september 1986. Het voorwoord eindigt (en ik krijg opnieuw een lachbui!): ‘Ik val in diepste onderdanigheid neer voor elke systematische snuffelaar die me tegenwerpt: ‘Maar dit is het systeem niet en het heeft met het systeem niet het minste te maken’. Goed, ik hoop dat het het systeem goed zal gaan en ook alle Deense belangstellenden voor deze omnibus; want een toren zal het wel nooit worden. Ik wens hun allen tezamen en ieder in het bijzonder veel geluk en zegen. In diepe eerbied, Johannes de Silentio’.
Okee, even bijkomen. Geweldig, wat een ironicus!

Maar nu erin dus. Ik zal een lang verhaal kort maken. Even terzijde: het verhaal van Abraham en Izaak is volgens mij het meest aangrijpende uit de hele bijbel, met uitzondering dan van het ‘Eloi, eloi, lamah?’. En dan heb ik het dus eigenlijk over twee soortgelijke verhalen. (Moet je lezen wat Kierkegaard schrijft over Abraham die zijn ogen tijdens de reis opslaat en de berg Moria ziet... ‘Hij sloeg onmiddelllijk zijn ogen weer neer. Zwijgend...’). Hartverscheurende zinnen, direct aan het begin al: ‘Abraham was groot door de kracht die onmacht heet, groot door de wijsheid waarvan het mysterie een dwaasheid is, groot door de liefde die haat tegen zichzelf is’. Ik moet het boek echt wegleggen nu. Het is een hartverscheurend, diep aangrijpend boek. En alles wat Kierkegaard zegt over de mens Abraham en zijn God en zijn kind en zijn vrouw, het gaat allemaal door merg en been. Wat een verschrikkelijk verhaal, wat een glorie!
Okee, ik zou het kort maken. Abraham krijgt de opdracht om – na jaren en jaren van wachten op een kind – zijn kind te offeren aan God. Stop hier met lezen en realiseer je hoe volkomen absurd dit is. Als je christen bent, wil ik tegen je schreeuwen: In zó’n God geloof jij! Ben je helemaal gek geworden?! Hoor je?! Je kind offeren, het kind van je liefde. Weet je wat liefde is? Ik denk het niet! Ik denk van niet! Want als je het wist, zou je huiveren nu. Abraham had 70 jaar geloofd en gehoopt en liefgehad en kreeg Izaak. En nu moest Izaak weer weg! Hóór je? Weet jij wat het is om een kind te moeten begraven? Weet je dat? En weet je dan ook wat het is om je kind te doden? Dáár gaat het over dus!
Snap je nou wat er door Abraham heengaat als hij de berg Moria voor zich ziet? En dat er de hele tijd in dat verhaal staat dat ze ‘zwijgend’ voortgaan? Zwijgend. Ben jij weleens zo kapot geweest dat je alleen maar kon zwijgen? Weet je wat zwijgen is, wat het is om tot zwijgen te worden gebracht, om je hand op de mond te leggen en te zwijgen?
Abraham dus.
Toch gaat Abraham verder. En dat is precies wat er gebeurt. Hij gaat verder. Verder, dat is het woord. In de hedendaagse fijne spiritualiteit wordt fijn gekeuteld over ‘transcenderen’. ‘Je moet jezelf overstijgen’, ‘Je kunt heerlijk transcenderen’. Wat Abraham hier doet, dat is ‘overstijgen’, ‘transcenderen’. Hij weet donders goed dat het verhaal niet deugt. Het plan dat hem ingefluisterd is, deugt niet. Op geen enkele manier is dit goed te praten. En Izaak maar babbelen naast hem. ‘Papa, waar is het offerlam?’. En Abraham ziet Moria. Volkomen absurd. Ik weet geen andere term. Maar de stem in Abraham zegt het. Hoorde die man stemmen? Was hij gestoord? Spoorde hij niet? Het was de stem van God, zegt het verhaal. Spoort die dan niet? Is die dan gek geworden? Zo gek, dat hij een mens ook nog gek maakt?
Wat heet gek? Die stem maakt je los uit alles. En in de meeste gevallen noem je die toestand inderdaad ‘gek’. Abraham had zeventig jaar gehoopt, geloofd en liefgehad en kreeg Izaak. De zaak kwam ‘rond’. Abraham kon voortaan aan iedereen een succesverhaal vertellen. Maar daarmee zou hij niet de diepte bereikt hebben, die hij in werkelijkheid ‘is’. Met dat verhaal zou Abraham nog altijd ‘iets’ geweest zijn. Maar God neemt hem dat ‘iets’ af in dit verhaal. Abraham wordt tot ‘niets’. En wij kijken vooral naar Izaak. Het gaat je door merg en been wat dat jong moet meemaken, misschien wel super-getraumatiseerd.
Maar wat Abraham gebeurt, is vele malen erger, zwaarder. Hij komt erachter wie hij werkelijk ten diepste ‘is’. Vrij en volkomen vrij. De weg naar de ander is niet de makkelijkste, maar de weg naar jezelf doet daar in moeilijkheid niet voor onder. Eigenlijk sterft Abraham in dit verhaal. Hij geeft zijn leven. Dat noem je toch ‘sterven’? Als iemand sterft, dan zeg je toch: ‘Zij gaf haar leven’?. De werkelijkheid van jouw bestaan is dat je je leven ‘geeft’. Als ik mijn leven geef aan/in de stem binnen in mij, dan tart ik toch de dood - met eerbied gezegd. En als de stem binnen in mij zich alleen maar richt tot jou, dan 'geef ik toch mijn leven' aan jou? Als ik mijn stem wórd, dan ben ik toch écht? Als ik zo met jou leef, als ik er echt ben, voor jou, maar dan ook écht, dan geef ik toch alleen maar mijzelf? Ik geef mijzelf. Aan jou. Ik geef mijn leven, aan jou. De gift van mijn leven is de enige gift of gave. Want ik kan dan op niets rekenen als tegenprestatie. En dat is pas echt geven: als ik niet meer kán rekenen op een wederdienst. Ik aan jou. Ik en jij. Overgave. Hoe zwak ben ik dan, of hoe sterk, en vooral: hoe écht en tot op het bot!
En Abraham, dat ben jij. Met jou en mij is het net zo. Er komt een moment in je leven dat je niet meer ‘weten’ kunt. ‘Weten’ helpt niet. ‘Goed en kwaad’ ook niet. ‘Overgave’ wel. We ontmoeten elkaar in ‘niet weten’ en ‘voorbij goed en kwaad’. Dat wil niet zeggen dat je dom en slecht bezig bent. Maar het wil zeggen dat je álles hebt geprobeerd om te weten wat je doet en dat je álles hebt geprobeerd om iedereen het goede te geven en dat je er tenslotte achter gekomen bent dat je er dan nóg niet bent. Dat je dan nóg niet bent die je wordt.

Nee, dit is toch nog niet het goede woord...
En welk gevoel is er? Liefde voor Søren in elk geval.