Maandag 15 oktober 2007 – Richard Rorty: 'Doen, zónder zekerheid...'

Praten helpt niet echt verder. Vroeger dacht ik dat psychologie gaat over ‘van binnen’, over ‘gevoel’ en dat soort dingen. Tot ik een inleiding van P.C. Kuiper las over psychanalyse. Nee, zei Kuiper, psychologie gaat niet over van binnen. Het gaat over ‘doen’. Als je een mens wilt begrijpen (technisch dan...!), dan moet je het verhaal weten rond wat hij dóet. Je bent dus wat je doet. Luister daarom niet naar wat iemand zégt. Tenzij je daardoor voelt wat hij doet. In de Bijbel is een woord - ‘Dabar’ – tegelijk en vooral een daad. Daden zeggen álles over wie je bent.

Woorden zeggen eigenlijk niet zoveel. Waarom niet? Omdat woorden geen betekenis hebben. Hè?! Nee, woorden hebben geen betekenis. Het is andersom: betekenissen zoeken naar woorden. Net als hoog water, dat een lek zoekt in een dijk. Het leven in je drijft je vooruit. En helemaal van binnen ben je verlangen. En het verlangen zoekt altijd woorden. Taal en verlangen... In wat iemand zegt moet je altijd proberen het verlangen te meten en te verstaan en te voelen.

In wat je doet wordt het verlangen dat je bent, vlees. Een daad is een uitkijkpost met vensters. En degene die ziet, dat is het verlangende ‘ik’. Een daad is een knoop in de draad van het leven. Niet het denken, maar het doen. Doen is incarnatie (P.C. Kuiper). Je doet eigenlijk maar één ding, je hele leven lang. Verlangen. Naar wat? Je weet het zelf niet eens. Meestal. Soms wel... In alles wat je doet, spreekt je verlangen. Ook in je woorden, maar het allermeest in wat je doet. Want wat je doet, legt een knoop in de draad van het leven. Als je niet iets doet, kan het altijd betwijfeld worden wat je bedoelt. Maar als je iets doet, dan is het ondubbelzinnig duidelijk wat je verlangt. De daad staat namelijk pal voor je. No doubt about it...

Daarom hou ik zo vreselijk van Rorty. Die brommerige, nonchalante Amerikaan die alweer lang dood is. Heb vandaag weer iets gelezen van hem. Doe ik altijd als ik het moeilijk heb met iets. ‘Don’t provide refinements of social theory, but sensitize us to the suffering of others, and refine, deepen and expand our ability to identify with others, to think of others as like ourselves in morally relevant ways.’ Dat is een van de kernen van zijn pragmatisme. Pragmatisme ‘is a philosophical therapy. It helps you stop asking the unhelpful questions’.
En hij houdt ook van Freud. ‘Freud helps us to treat chance (contingency if you will) as worthy of determining our fate’. Wat je doet, is zuiver toeval. De dingen hebben geen enkele reden. Ze zijn domweg, zoals ze zijn. Wees dus maar ironisch: je kunt alles relativeren en doe dat dan ook maar. Maar: wees in alles solidair met de ander, als je kunt. Dat is Rorty ten voeten uit.

Liefde is dus iets wat je doet. Niet iets waar je eindeloos over zevert. Ik heb geleerd dat de degene die niets zegt, maar zich alleen maar geeft en toch behoudt, waarlijk liefheeft. Al het andere leidt tot ‘unhelpful questions’.

'The less certainty we have, the better it is...' zegt hij hier. 'You'll have to have the courage to act without certainty.'